Van plagen
De laatste rat
Bij een pachter aan de Steenstraat te Meerssen krioelde het van ratten. Huis, stallingen en schuren waren er vol van geworden en de pachter raakte ze maar niet kwijt. Allerlei middelen had hij aangewend. Niets hielp. De ratten kropen de koeien op de rug en vraten haar de haren van de huid.
De pachter die zijn nood aan iedereen klaagde, vroeg ook een oud mannetje dat toevallig op de boerderij kwam, weer om raad.
‘Kom maar eens mee naar buiten, achter de moestuin,’ verzocht deze. Zij gingen en kwamen in de weide die aan de moestuin grensde. ‘Laat nu vijf of zes bossen stro brengen,’ verzocht hij.
De boer liet ze halen door zijn knecht. ‘Spreidt nu die bossen wat uiteen. De ratten komen dan eropaf en zodra ze er allemaal in zitten, steekt ge het stro in brand.’
Nauwelijks lagen de bossen stro gespreid, of daar kwamen de ratten van alle kanten uit het huis, uit de stallen en uit de schuren gelopen en kropen onder het stro. Toen er geen meer kwam meende de boer, dat ze het wel allemaal zouden zijn.
‘Neen,’ waarschuwde het mannetje, ‘daar is er nog een achtergebleven. Daar moet er nog een komen, die zal schreeuwen. Wanneer die er is, steekt gij het stro in brand!’
Na nog even te hebben gewacht, hoorden zij wat en, jawel, daar kwam de rat schreeuwend uitgeslopen en kroop onder het stro.
‘Dat is ze! Dat is de laatste!’ riep het mannetje.
De knechts staken nu het stro in brand en de pachter heeft nooit meer last van ratten gehad.
Het mannetje meende dat iemand hem die ratten had ‘gewenst’.