Ontzegging
Je ziet me staan op den drempel van begeeren en weifelen.
Dankbaar loont me je lachen, als je meent me te zien wijken. Ernstig bedelen je oogen om genade, wanneer je me maar even naar je genegen voelt. Indien ik nog met een paar kussen zou willen tevreden zijn? Of me met wat streelen vergenoegen? Maar flikkert even de ernstige wildoor, dan pruil je. Dit behoef je van avond niet te doen.
Laat me nog wat talmen voor de deur van het verlangen! Het is er schoon.
En luisteren met de hand aan den ring van de gesloten poort, hoe daar binnen de Liefde met haperende handen op de harp slaat!
Zijn deze droomerijen soms niet inniger dan de stillende daad?
Laat me nog wat dralen en aanschouwen, wat ik me geven kan en ik je heden zoo heldhaftig schenk.