Twee Dronkenen
We zijn twee dronkenen uit een samen huis en zoo geleiden we elkander.
Een wijd land zonder bloemen en sterren wacht ons. Er vloeien andere vreugden tusschen de lichten van onze oogen, de smachtingen van onze lippen en de ontmoetingen van onze borsten.
We missen zeker alle bezinning, maar willen we wel verstandig zijn?
Wat zullen we dan nog al de straatjes van de zoete liefde gaan!
Wat geeft ons dat getreuzel, als om nachtigaalgefluit en dat peilend gespeel van onze vingers! Je vraagt me noch de zon of de maan, noch de bloemen van het komende jaar.
Je vraagt me de daad en ik ben genegen ze te geven, een dronkene aan eene dronkene in ons samen huis.