Rijping
Buiten wentelt de zon over de gloeiende vallei en de bronsgroene en metaalblauwe vliegen rijzen en dalen zoemend langs de heete tuinmuren.
De roode zomer weegt op de vergulde vruchten van het graan en de evene wind voert de geuren van narcotische bloemen tot onder onze oogen.
We zitten geheel ontdaan en zijn onze eerste bedoeling, wat te slapen, al lang vergeten.
De hitte houdt ons loom en we wijken voor elkander. We ondergaan met de geheele broeiende natuur het geweld van het rijpen en we kunnen ons aan elkander niet blijven weigeren.
Al klagen we over de verzengende warmte, we gaan mede op in het groote werk van de scheppende zon en rijpen over de boorden heen.
Maar de innigheid van den avond missen we.
We bezitten elkander als sculpturen en derven Godsgeloof en de romantiek van nachtelijke kleur.