Mislukte Dag
We wandelden héél den dag als pauwen langs elkander en ruilden niet één glimlach of één blik.
Nu de lamp is ontstoken en buiten het blauwe licht van de maan bloeit, worden onze karakters milder.
We willen het nog niet bekennen, hoe we om elkander verlegen zijn. Maar we mijden niet meer zoo en het schijnt, dat onze gedachten dwalen rond eenzelfde verlangen.
Je handen verschikken de bloemen in een vaas op een wijze, als moesten ze voorspreken bij mij.
Je weet, ook ik zoek iets om je mijn berouw te beduiden over dezen mislukten dag.
Tot ik eindelijk vlak tegenover je kom te staan, je wangen in mijn handen grijp en je dwing me aan te kijken.
Al streef je nog zoo tegen, omdat je een wreeder hart wilt hebben, dan je eigenlijk bezit, ik voel je hals week worden. Naast je gekreund protest zijgt de hééle fierheid van je gelaat ineen.
Eer het zoover kwam, zag ik je oogen vochtig, alsof je met spijt je trots verloort. Nog nu, al weerspreken ze oprecht den weerzin van je nauwelijks verzoenden mond.