Als Bloemen
Als bloemen, die elkander niet kunnen verdragen, wenden we ons van en tot elkander in wreede zachtheid.
Onze monden zeggen zulke vreemde dingen, zoo gedempt en venijnig.
Er botten vloeken tusschen mijn tanden en tranen boven je wangen.
Ik vraag me af, hoe hoog we deze nijdige hoffelijkheid zullen blijven opvoeren?
Onze gebaren bewegen zich in een hoofsche sfeer van minachting en met een spel gedragingen van psychische voornaamheid en eeuwigen afkeer.
Onze schijnbare welwillendheid groeit tot zulks wederzijdsche terging, dat ik me lijk van buiten te zijn een hol-koperen beeld, waarin een brand woedt, die me de ingewanden verteert.
Gespannen tot de vernietiging staan onze willen tegenover elkander, maar in kunstige buigingen van woorden en syllaben vouwen we onzen haat open en dicht. We geven toe en toch zweven we iedere seconde over het punt, om op een sublieme wijze dood te vallen.
Als bloemen, die elkanders adem niet kunnen verdragen en zich zoo nijgen, dat de eene de andere de zon doet missen, wenden we ons van en tot elkander.