Eenzaamheid
Er is een geweldige golving in het land ontstaan. Het klimt langs de heuvelen en daalt naar de valleien en neemt popelende harten in zijn vlammende beving mee.
Alleen de grootschen, zonder miauwingen van de zinnen, vluchten hooger naar de witste lichten. Op deze hoogten had ik je gaarne gezien en wilde ik je voorgaan. Maar je hebt je schreden niet verhaast en je bleef tusschen de roode bloemen, waar de heuvel nog niet begon en het dal nog niet eindigde.
In mijn enthousiasme steeg ik op als een eenzame vlieger en alleen mijn eigen vervoering zong rond me, al naar ik me vaster op de luchten zoog.
Ik wilde elke zinnelijkheid vervolmaken tot de taak van een dag-engel, maar je liet me gaan, hoog en hooger, alleen en alleener, met mijn gekastijde ziel en mijn gekrenkt vleesch.