- Het spijt me, dat ik je leerde kennen, zeurde de ander met moeite de oogen open houdend om zijn auto door de straten te sturen.
- Nogal complimenteus, viel Sanneke verontwaardigd uit.
- Me niet verkeerd verstaan, je was en je bent beter dan wij, boemelaars. En die meiden van straks... geen halven franc voor haar fatsoen... geen tien centiem.
- Een vroegpreek! Je had Capucijn of Redemptorist moeten worden.
- Ik ben een lamme, beroerde kerel geworden... omdat ik van iemand te veel hield... Jij houdt ook van een ander... het is misgeloopen ermee... Neem een voorbeeld aan mij... ik ben een lamme, beroerde... De rest van den zin vervaagde in een snorkerig geprevel.
- Pol, houd je oogen open! Je rijdt den stoep op! gilde het meisje opeens beangst. Meulenbeek sliep bijna achter het stuur.
Pol schrok wakker, iets ontnuchterd en probeerde helder voor zich uit te kijken. Ze waren al buiten de stad en reden het Jekerdal in. Nu overmande de slaap ook Sanneke; ze lette niet meer op of Pol wakker bleef.
Plots een felle slag, gerinkel van glas, slinge-