Ravijnen(1922)–Mathias Kemp– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 100] [p. 100] En toen? - En toen? Zij vluchtte toen heen in grievende pijn; ik spotte dien avond bij donkeren wijn. Alsof ik niets te berouwen had, stortte ik me op feesten in stad na stad. Ik dronk onbezonnen den zoeten dronk van bruisenden jeugd, dien het leven mij schonk. - En toen? Toen sprak ik een keer met een man uit mijn land: dat heeft uit mijn hart alle vreugde verband. Die simpele man zei me kinderlijk wreed: dat de gloed harer jeugd met haar lijden streed. Ik haatte die mare en tòch moest ik gaan. Zij streed met haar leed in een eenzame laan.... - En toen? Zij lachte lijk iemand wel lacht vóór hij weent, doch toen vreugde den tranen een baan had verleend, zijn de ontvlodene droomen weiflend weer gekomen; wij zwegen deemoedig, in weemoed vereend. Vorige Volgende