Stemmen
Gij zult mij dienen en ik zal u vernederen. Gij moet mij schoon vinden of gij moet zeggen, dat ik schoon ben; gij moet loven mijn mond, mijn oogen en mijn haren. Mijn hart moogt gij verachten, dan vind ik reden om uw slavernij nog wat smadelijker te maken.
Muggen zult gij ziften en kemels inzwelgen; ook zult gij vergeten dat de Meester de wisselaars uit den tempel geeselde.
Gij zult niet verlangen naar dingen van schoonheid, waarvan een goed koopman niets begrijpt. Schoon is, wat men liefheeft, en als gij de getallen en de winsten leert liefhebben, zult gij die ook schoon vinden. Buiten de muren van uw huis zijn enkel mededingers.
Wees stil, gelijk ook wij stil zijn. Wandel rond, en overweeg, hoe schoon de heuvelen zijn, waarop gij kunt rusten, en hoe goed de boomen, die schaduw geven, en hoe grootsch de rotsholen, die u doen denken aan tempels van oude volken of aan voorvallen droef en schrikkelijk. Zie naar de kimmen en droom.
Luister en raad wat er is gezegd en gezucht en gezongen. Ziet gij de aren deinen, weeg ze eerbiedig op de hand en laat ae verder in vrede. Vertrap geen halm en laat de wilde bloemen met de zachte baren strijden. Zie en luister en ga heen. En raad wat er is gezucht en gezegd en gezongen.