seur, tooneelschrijver. Inderdaad presteerde hij als zoodanig wel iets, van het onbevredigende tot het goede middelmatige, doch hij miskende zijn meest eigen talent al te lang. Zoo heel veel heeft hij, als bellettrist in streektaal dan ook niet nagelaten, doch daarin treffen we van het beste aan van hetgeen de Limburgsche literatuur in dialect aanbieden kan. Dr. Edm. Jaspar, die deze prozawerken na Olterdissen's overlijden verzamelde en ze voorzag van een alphabetische woordenlijst, deelde het boek in drie afdeelingen in: Van stad en lui veur 50 jaor, Mastreechter type en Verspreide stukken.
Het tweede gedeelte bevat wel de meesterstukjes van dezen auteur, die, eerst op zijn sterfbed katholiek geworden, als andersdenkende zoo innig veel van zijn omgeving, vooral van de bewoners der arme volksbuurtjes hield. Eenige van deze novellen verdienen een plaats in de bloemlezingen onzer algemeene Nederlandsche letteren.