dorpsspraak van Heerle. Heerlen, Weijerhorst, 1884. (XXIV en 120 blz.)
Mogen Slanghen, Habets en Franquinet Sr. den schrijver al voorgegaan zijn in de studie onzer streektalen, met dit werkje plaatst zich Jongeneel toch in de rij der pioniers. Moderne dialectkundigen zullen het onderwerp, de phonetiek vooral, wel anders behandelen, dit neemt niet weg, dat dit boekje blijvende waar de heeft. Jongeneel nam zijn onderwerp zeer ruim; aan de vormenleer gaat b.v. een historische inleiding vooraf, die men de geschiedenis van Limburg en Heerlen in een notendop zou kunnen noemen. Ook geeft hij zijn bronnen en gidsen aan, een literatuur die ons nu erg beperkt voorkomt. Het tweede stuk dezer studie noteert de verkorte doopnamen en de stadsen dorpsnamen. Onder de bijlagen treffen we aan: spreekwijzen, vergelijkingen, spreekwoorden, enz. enz. tot een lijst van schouten, maires en burgemeesters, van pastoors en predikanten toe. Het merkwaardige van dit werkje is, dat het werd geschreven door een Hollandsch predikant, geb. te Rotterdam in 1831, bevestigd te Heerlen in 1877, dus door iemand die nog maar korten tijd in ons Zuiden verbleef.