112. R. Quaedvlieg, La dame de fer. Bruxelles, Lebègue & Cie., 1879. (284 blz.)
Niet alleen 1579 was een rampjaar voor de vermaarde vestingstad Maastricht, ook 1576 bracht reeds heel wat onheil, een ware Spaansche furie. Richard Quaedvlieg verhaalt ons het een en ander uit die sombere dagen, de geschiedenis van een jonge, schoone wees, belaagd door een snooden Spaanschen officier, doch gered van een smadelijken dood door een stoutmoedig Trichtsch heelmeester. Gered? Eilaas, uiteindelijk toch niet; de beide gelieven sterven in de armen van het beruchte folterwerktuig ‘de ijzeren dame’, een moordmachine welke zou gestaan hebben aan den tegenwoordigen Biesenwal aldaar, in de gebouwen der Duitsche ridders. Of dat ijselijke werktuig inderdaad te Maastricht gestaan heeft? We hoorden het van deskundige zijde betwijfelen. Natuurlijk mag een romanschrijver gerust elementen der sage in zijn werk opnemen. Het verhaal verloopt overigens zeer ongelijk; wat erg onverwacht komt ‘de ijzeren dame’ aan het slot in werking. De toon van het verhaal contrasteert vaak met het ernstige onderwerp. Quaedvlieg poogt aanhoudend geestig te wezen; hij houdt van woordspelingen, die den stijl iets gekunstelds bijbrengen.