| |
| |
| |
Economie en rechtvaardigheid
DE geestelijkheid der St. Theunisparochie en de missieploeg der Concilianten hielden, hoewel het toch al over elf was, nog een kleine conferentie in de pastorie. Ze zagen er allemaal wat vermoeid uit. Geen wonder, behalve de groote sermoenen iederen dag huisbezoek, drie, vier uren soms, en de rest van den tijd in den biechtstoel. Van 's morgens vijf tot af en toe na middernacht. Wat bezielde de menschen van Torenen om zich op zoo stormachtige wijze van hun zondenlast te ontdoen? Was de zielzorg, door de wat gemoedelijke, in den sleur geraakte parochieherders toch verwaarloosd? Had men hier nimmer goed de oogen geopend voor de mysteriën van dood en oordeel en eeuwige vergelding? Of school er ook wat sensatiezucht en mode in dien aandrang?
De mannen voelden zich al te afgemat en versuft om deze vraagstukken onder oogen te zien, vooral P. Medardus kostte het moeite om niet in te dutten. Even moest het huisbezoek van den volgenden dag toch nog besproken worden.
- Santé, mompelde P. Medardus onder algemeene hilariteit.
P. Herman toonde zich eventjes ontstemd, maar moest
| |
| |
toch mede lachen om zijn enfant terrible. Iets voor pater Medardus, om zoo op den korf te stooten! Pastoor Rothwinkel bleek als gastheer wel eens wat ascetisch. Zijn kelder genoot niet de reputatie van dien van zijn voorganger, den ouderwetschen pastoor Grompers, maar niettemin, een paar flesschen wijn hadden de werkers in den wijngaard des Heeren toch verdiend.
- U excuseert me...... door die drukte vergat ik aan de huishoudster te zeggen dat ze wat schenken moest. De jonge pastoor werd rood van verlegenheid. P. Medardus knikkebolde onschuldig voort; P. Herman en P. Robert wisselden een schalksch knipoogje. - Wat mij betreft, kunt U het tot morgen laten, meende P. Thomas; ik wou me vroeg terugtrekken om morgen, desnoods om vier, uur, present te zijn. Men heeft penitenten gezien, die al om drie uur in den nacht de kerkdeur belegeren.
- In Sittard lieten er zich eenige in de kerk opsluiten 's avonds van te voren.
- Zuinige boeren uit de Brunssummerhei, die logies wilden sparen.
- Waarde pastoor, ik geloof, dat we allemaal te moe zijn om van uw malverzy te genieten, troostte P. Herman. Laten we het allernoodzakelijkste bespreken en dan wat gaan rusten.
Tot dat allernoodzakelijkste behoorde een bezoek - een audiëntie, waagde een van de kapelaans te spotten - een officieele visite bij den grootindustrieel Houbermans. Dat konden de pastoor, P. Herman...
| |
| |
en ja, ook P. Thomas wel onderling bedisselen, dan mochten de anderen zich, na enkele namen te hebben genoteerd, wel terugtrekken. Zoo gebeurde het en weldra zaten de drie overgeblevenen - op een droogje, dacht P. Herman - samen onder de zware quinquet, de Belgische olielamp die met een helder, even levend licht paperassen en devotiedrukwerkjes bescheen, te overleggen.
- We hebben een beetje last met dien rijken meneer Houbermans, begon de pastoor. Hij wil altijd en overal voorop en daar moet de oude aristocratie hier niks van hebben.
- Is het niet beter, ook voor het aanzien der Novene onder het volk, dat dit heerschap op den achtergrond blijft? giste P. Thomas, die een en ander vernomen had omtrent zekere toestanden in de nieuwe fabrieken.
- Dat heb ik ook gemeend, moest Rothwinkel toegeven, maar tenslotte ben ik toch van inzicht veranderd. Wij hebben hem niet zelden noodig. Hij heeft veel invloed op zijn employés, werklui en op de van hem afhankelijke kleine negocianten:
- Dan had vriend Grompers toch gelijk, mompelde P. Herman, die zich iets van het eerste onderhoud in de pastorie herinnerde.
- Misschien wel, gaf de licht geraakte nieuwe pastoor gemelijk toe. Wij hebben hem te nemen zooals hij is: ijdel, ingebeeld, eerzuchtig, maar dikwijls ook vrijgevig. Wanneer hij ostentatief de Novene blijft vermijden, kan dat anderen weerhouden eraan deel
| |
| |
te nemen. Daarom zullen we maar...... op audiëntie gaan.
- Wat is die Houbermans eigenlijk voor iemand? informeerde P. Thomas met nauw onderdrukte strijdvaardigheid.
- Een wonderlijk mengsel van goede en andere eigenschappen. Van huis uit: een boerenjongen, die voor z'n vijfentwintigste jaar een half dozijn erfenissen in de wacht gesleept had. Door een toeval maakte hij kennis met een bankroeten wapenfabrikant uit het Luiksche; samen met hem stichtte hij een geweermakerij en nam nadien nog een andere over. Met behulp van de gouden snuifdoos - zoo insinueert men - wist hij enkele groote opdrachten te bemachtigen, o.a. voor een Russische campagne in Armenië......
- Pecunia non olet, gromde P. Thomas.
- Hij kocht in Engeland een prima werkmeester weg en intrigeerde zijn compagnon op de keien. Dan interesseerde hij zich voor de behangselpapierfabricatie en had ook daarmee succes en geluk. Een paar flinke constructiewerkplaatsen kreeg hij in handen, vervolgens slaagden eenige groot-gedurfde speculaties...... en nu is hij, op baron de Richelle de Meuter na, de rijkste man van Torenen. Dat stijgt hem meer en meer naar het hoofd. Vooral nadat hij een adellijke, straatarme oude vrijster uit de Kempen getrouwd heeft, schijnt niemand hem goed genoeg te wezen, behalve dan onze liberale burgemeester - die gewoonlijk een loopje met hem neemt - onze protestantsche gouverneur en de adel, waaraan hij zich nu geparenteerd
| |
| |
gevoelt, maar die hem negeert...... zoolang hij 'm niet noodig heeft.
- IJdelheid der ijdelheden.
- Ik zei, dat hij dikwijls zich vrijgevig toont, dat beteekent overigens niet dat wij hem als royaal tegenover zijn werkvolk prijzen mogen. Heeft hij iemand noodig, dan koopt hij hem, wat het ook mag kosten. Hier zijn Luikerwalen, werkmeesters, ingenieurs, uitvinders, vaklui, binnengehaald tegen salarissen en loonen om van te duizelen. Ze worden vlot betaald, zoolang die menschen onvervangbaar zijn; krijgen ze concurrentie, dan vliegen ze zóó weer op straat. Dan beroept hij zich, als voor de gewone arbeiders, op de wet van vraag en aanbod. ‘Die geldt voor mij immers ook,’ pleegt hij dan te troosten.
- Erg trekt uw groote man me niet aan, verzuchtte P. Herman, maar als 't moet brengen we het offer van een visite.
- Wat Houbermans het meest hindert? Dat hij nog niet lid - en voorzitter - van ons kerkbestuur is kunnen worden. Eigenlijk hoorde hij, als de machtigste man van de parochie, erin thuis, maar geen van de ouwe knapen, die erin zetelen, wil zich terug trekken...... of hemelen. Ik geloof dat onze nestor, een fabrikantje van waskaarsen, met opzet op de negentig mikt, om hém eruit te houden.
- We zijn nu zoowat ingelicht, brak P. Herman, die plots een aanval van slaapzucht kreeg, goedmoedig af. Morgen, onderweg, hooren we wel, wat we verder dienen te weten.
| |
| |
- We moeten op de harp der deftigheid tokkelen, grimde P. Thomas nog.
Pastoor Rothwinkel had tegen half twaalf den volgenden morgen belet laten vragen en ontving genadig bericht, dat men de heeren op dat uur verwachtte. Ze werden ontvangen in een pompeus Louis XIV-salon, waarvan de muren schuil gingen onder rijk geëncadreerde schilderijen van Vinet, de Géricault, van David, Scheffer en andere beroemdheden uit het jongste verleden. Ook hingen er enkele familieportretten, voorvaderen van de jomfer, meegebracht van het vervallen, voorvaderlijk kasteeltje ergens in de buurt van Diest. In den laatsten tijd was de Ahnengalerie uitgebreid met een paar nieuwe stukken, die afbeeldingen moesten zijn van Houberman's ouders en grootouders, door niemand gekend. Ze hadden in Geleen-Krawinkel gewoond...... een ervan zou...... zoo fluisterde men...... Bokkenrijder zijn geweest... Wie weet, misschien was de herkomst van Houbermans' fortuin in die richting te zoeken......
- Epatez le bourgeois, grommelde P. Thomas, die, als man van werkelijke adellijke afkomst, van hooge ontwikkeling en goeden smaak, de kwaliteit van dit schijnbaar voorname, in werkelijkheid heterogene milieu, terstond naar waarde schatte.
Lang liet Houbermans zijn gasten niet wachten. Wat gehaast viel hij binnen, zich verontschuldigende: hij had zooeven een conferentie met graaf Hoheneck omtrent de levering van duizenden geweren naar Oostenrijk en vanmiddag diende hij onderhandelin- | |
| |
gen te voeren over de constructie van acht ijzeren veerponten voor Turkije.
- Wij houden U niet lang op, verontschuldigde zich pastoor Rothwinkel wat geintimideerd.
- Ik stel uw bezoek op hoogen prijs, bemoedigde de fabrikant neerbuigend vriendelijk.
Er klom een roode gloed naar de slapen van P. Herman en P. Thomas monsterde den rijkaard, zooals een kanonnier een groot doel opneemt. Houbermans merkte iets en belde, om de aandacht af te leiden, een lakei om een glas port te serveeren.
- Iets bijzonders; die ontving ik cadeau van Kardinaal Caravagno, toen ik onlangs het Vaticaan bezocht, verklaarde de industrieel doorzichtig. Ik heb wapens geleverd voor de eerewacht van Zijne Heiligheid en ben die zelf......
- ......gaan overhandigen, vulde P. Thomas met uitgestreken gezicht aan.
- Onze bisschop had meeningsverschillen met den procurator der Lazaristen, overtroefde Houbermans, en dat was voor mij een goede gelegenheid om Monseigneur een dienst te bewijzen en eens kennis te maken met den Heiligen Vader.
- Tja, de grooten der aarde, prees P. Herman, met kwalijk verholen ironie.
- Ik heb in Rome ook nog familie, merkte P. Thomas nu achteloos op. Een nicht van me is getrouwd met markies de Narbonne, den Franschen gezant.
- Den eersten keer dat hij z'n groote familierelaties uitspeelt, dacht P. Herman. Dat moet effect maken.
| |
| |
Inderdaad raakte de fabrikant even van streek; hij was blij, dat de huisknecht met de glazen port binnenkwam. Op zoo deftig bezoek had hij niet gerekend. Maar hij herstelde zich vlug.
- Misschien zijn we dan, in de verte, nog aangetrouwde familie, kaatste hij minzaam terug. Mijn vrouw, een geboren barones de Magnoul, heeft er nog Fransche familie van een naam die er op lijkt.
- Wij mogen uw kostbaren tijd niet te zeer in beslag nemen, onderbrak pastoor Rothwinkel wat zenuwachtig. We komen over de Novene praten.
- De Novene? Wordt er een Novene gehouden? Dat was me onbekend, deed Houbermans met welgeveinsde verwondering.
- We hebben U gemist in de kerk.
- Och, had U 't me even van te voren laten weten, ik had beslist, tenminste bij de opening, acte de présence komen geven...... Eh, en hoe vindt U de port?...... Excellent, durf ik te voorspellen.
- Van een kardinaal Caravagno mag men wel wat verwachten, praatte P. Herman verveeld.
- Mogen we, voor de volgende avondpredicaties, op uw aanwezigheid rekenen? drong Rothwinkel aan.
- Graag zou ik komen, maar ik heb bijna iederen avond conferenties; het gaat om groote belangen, niet alleen voor mij, ook voor de duizenden die van de fabrieken afhankelijk zijn, dus van welhaast heel de stad. En, eerlijk gezegd, het moet er zoo vol zijn.
Even schrok Houbermans. Had hij zooeven niet beweerd niets van de missie af te weten?
| |
| |
- ......en mijn bidstoel staat niet gunstig, vulde hij haastig aan.
- Er zijn, op het hoogkoor, knielbanken gereserveerd voor de kerkmeesters, voor officieren en andere notabelen, stelde de pastoor gerust.
- Ja, dan kan ik wel eens komen.
- En mogen we ook op uw voorbeeld rekenen...... aan den biechtstoel? vroeg P. Thomas nu met waardigen ernst.
- Acht U dat nu noodig? week de industrieel wantrouwig uit. Met Kerstmis heb ik nog gebiecht en gecommuniceerd.
- Nu behoort iedereen een generale biecht te spreken. Vernieuwing moet er komen in zielen en harten. Juist menschen als U, staande in het volle leven, bemiddelaars van Gods gaven......
- Wat bedoelt U daarmee? informeerde Houbermans wat kregel.
- Dat wij voor God slechts beheerders der aardsche goederen zijn. Dat we dus, in het beheer en de verdeeling ervan, licht ons kunnen vergissen, dwalen, zondigen.
- Waarde pater, klonk het wat scherp terug, me dunkt dat U zich nu op glad ijs waagt. Laat ons, dienaars van Mercurius, het terrein van economie en financiën, van handel en industrie. Wij eerbiedigen kerk en kansel. In mijn fabrieken en werkplaatsen worden de hoogste loonen verdiend......
- Ik betwist niet dat bij U hooge loonen worden
| |
| |
verdiend, maar niettemin, er begint veel armoe - en erger - in de stad te heerschen.
- Armen zult gij altijd bij U hebben, lezen we in het Evangelie...... Maar zouden we niet liever een ander onderwerp kiezen. Uw missie bijvoorbeeld; die interesseert me heusch wel. Ik wil ook graag bijdragen in de kosten. Worden de plechtigheden niet besloten met een Kruisplanting? Dat kruis wil ik graag voor mijn rekening nemen; U kunt het mooiste dat ergens te krijgen is aankoopen. Naar den prijs behoeft U niet te vragen.
- De jubileerende broederschap heeft het al geschonken, weerde pastoor Rothwinkel af.
- Kan mijn aanwezigheid in den stoet de plechtigheid opluisteren? Mag ik mijn galakoets ter beschikking stellen?
- Gaarne nemen we uw aanbod in overweging. U kunt ons intusschen bijzonder verplichten door uw aanwezigheid bij de predicatie van onzen P. Thomas aanstaanden Donderdag, noodde P. Herman. Mijn confrater zal spreken over de rechtvaardigheid, over de plichten der armen...... en over de plichten der rijken, die er natuurlijk ook hebben.
- Het Evangelie zegt omtrent de rijken ook het een en ander, dat men te gemakkelijk vergeet, of wellicht te idealistisch en niet wetenschappelijk economisch vindt, vulde P. Thomas rustig aan.
- Alle eerbied voor Gods woord; wat mij betreft, steun ik mijn vrouw, die zeer liefdadig is, heel graag en, onder ons gezegd, ook ruim. Onze deken, Mon- | |
| |
seigneur van Thorn, kent mijn opvattingen...... en deelt mijn zienswijze, merkte de rijke man met een scherpen blik in de richting van pastoor Rothwinkel op. Overigens pleeg ik mijn zakelijke aangelegenheden zonder ruggespraak te behandelen. Ik kan de leiding van mijn bedrijven niet in de handen van onbevoegden leggen, dan gingen ze gauw te gronde. Wat moest er dan gebeuren met de duizenden, die ervan leven? Het bestaan van een fabrikant is vol zorg, risico...... en miskenning, om van ondankbaarheid niet te spreken.
- Onlangs hoorde ik uit goede bron, dat men in Rome eraan denkt U een titel te verkenen, of een hooge onderscheiding, bracht P. Thomas plots in het midden.
- Niets blijft verborgen, bekende Houbermans onaangenaam verrast. Inderdaad zijn vrienden bij de Curie doende, in verband met een schenking aan het Vaticaansch museum.
- Mogelijk kom ik half Juni in Rome, bemoedigde P. Herman nu. Wanneer we de mare meedragen van uw milden steun aan de armen der stad, van uw voorbeeldige rechtvaardigheid als patroon...... nu ja, ook dat mag niet ontbreken.
Houbermans werd een oogenblik wit van ingehouden drift. Hij wist zich evenwel te beheerschen, ofschoon deze aantasting van zijn souvereiniteit als werkgever hem onduldbaar voorkwam. Maar de orde van Gregorius den Groote, die hem zeker verleend zou wor- | |
| |
den, wellicht zelfs een adellijk praedicaat...... daarvoor moest men iets kunnen overleggen.
- Mijn secretaris zal U een overzicht geven van de loonen in mijn fabrieken en in die van de andere ondernemingen. Ik laat U meteen iets noteeren omtrent mijn bijdragen aan stichtingen van liefdadigheid. Kan ik U nog met iets dienen?
- Mogen we op uw aanwezigheid rekenen Donderdagavond?
- Spijt me, onmogelijk...... daar schiet me te binnen: 'n diplomatiek diner bij baron de Brevent in Luik. Vrijdag misschien. Wie preekt dan?
- Pater Medardus over de hemelsche glorie.
- Vrijdag...... Vrijdag...... dat zou kunnen. Er is een gereserveerde plaats op het hoogkoor, zei U.
- Een gereserveerde plaats voor de hemelsche glorie...... niettemin, vergeet ook den kameel door het oog van de naald niet.
- Wonderlijke beeldspraak. Hoe moet de heilige Karel de Groote in den Hemel zijn geraakt?
- We zullen pater Medardus erop laten antwoorden, besliste P. Herman, die ongeduldig begon te worden.
De bezoekers stonden op en namen met een hoffelijken handdruk afscheid. Een lakei opende de deuren; Houbermans wenkte minzaam en zuurzoet glimlachend.
- Hebben we daar iets bereikt? vroeg de overste zich af.
- Materieel wel. Hij geeft zijn Pauselijke onder- | |
| |
scheiding niet prijs, daarvoor brengt hij een offer. Naar den geest zijn we met hem niets verder. De armoe en ellende van het volk rekent hij zich niet aan. Het spijt me, bekende P. Thomas, dat ik hem in zijn ijdelheid moest aangrijpen, eerst hem overbluffen met familierelaties en tenslotte wat zachten drang bezigen, door te laten merken, dat wij ook nog wat invloed kunnen uitoefenen in Rome.
- Een gecompliceerd type, toch au fond zoo kwaad niet, vergoelijkte Rothwinkel.
- Maar ijdel en zelfvoldaan als geen tweede, oordeelde P. Herman.
- Hard en droog als baksteen, als 't om zijn belangen gaat, voegde P. Thomas eraan toe.
|
|