| |
| |
| |
XI. Het verbond met de roemrijke schare
Vanavond zullen ze in ‘Gloria’ een plan de campagne opmaken.
Vier avonden van onberekenbare mogelijkheden naderen. Ze zijn maar wat vroeg gekomen om rustig te kunnen overleggen. Straks, onder 't dansen, als de jeunesse dorée opdaagt, is daar geen tijd voor.
Polla beheerst een tafeltje, waaraan mee aanzitten Bella Rakkers, Emmeke Seutendael en Maike Séguin. Als alle meer of min bekende typetjes zijn ze bij de door de wol geverfde jonkheid onder andere namen bekend.
Bella Rakkers kent men beter als het ‘Retteke’. Inderdaad een rattenvrouwtje. Klein, fijn, beweeglijk, vals, giftig, maar durvend en rechtuit. Een wat grijs gezichtje, vrij goed bijgeschilderd, waarin het met rouge gemarkeerde mondje te fel doet. De spichtige beentjes blijven in de stijl van het vinnige figuurtje, dat door een geestig pagekopje wordt bekroond. En wondere, wisvallig in een groen-grijs gamma twinkelende oogjes. Pienter van geest. Zij vond het foefje met de nagemaakte loonzakjes uit. Overigens een fiks werkstertje in de strijkinrichtng, een goed kind voor haar tobbende moeder - die zich niettemin de ogen rood schreit om haar laat thuiskomen - en een geduchte dochter voor haar vader, - momenteel chauffeur, -
| |
| |
zelfs wanneer die, zat als een kanon, wil potslaan op zijn huisraad.
Emmeke Seutendael ofwel ‘Zeut Emmeke’ geldt als haar tegenstelling. Vrij flink en mollig van postuur, leemkleurig van tint maar met mooi zwart-blauw haar en weke groen-zwarte ogen. Vroeger serveuse in Luik en Brussel, daarna een maand kinderjuffrouw in Delft waar ze 't van verveling verliep, nu duivelstoejaagster in een cinema. Traag in haar bewegingen, laat in komen en gaan, doch met wat aanzuigends in heel haar wezen. In de ogen iets dat willoos maakt. Hoewel zonder geest en ontwikkeling, toch immer succes. Overigens incarnatie van indolentie en goedhartigheid. Had een evangelisch belastingambtenaar kunnen trouwen, maar weigerde, denkend aan Delft.
‘Zeut Emmeke’ spreekt traag, melodieus zingend, met veel vocalisen, uiterst grappig wanneer ze Hollands wil praten.
Maike Séguin kraakt en hamert haar woorden, doet brutaal en autoritair, manifesteert een regentennatuur, reden waarom ze ‘et fèlmékerke’ werd.
Een regentennatuur zonder het te weten. Ze heeft er geen vermoeden van, dat ze afstamt van Charles baron Séguin de Vilfort, een uitgeweken Hugenoot, die zeer arm, doch even standvastig en edel, onderging te Maastricht. Zijn nageslacht zonk, door huwelijken van al minder allooi en vergat tenslotte nagenoeg heel de afkomst en meer dan de helft van de familienaam.
| |
| |
Enig blauw bloed stroomde nog door de aderen van het nu levende geslacht, maar bedenkelijk vermengd, met dat van kolenlossers, scharrelaars in oud ijzer, moeswijven en papierwerksters.
Haar vader klom weer tot sergeant en Maike had kans gezien als debuterende typiste op een distributiekantoor te komen. Daar het ze zich verleiden tot wat geknoei, dat, eenmaal ontdekt, ten koste van een laagheid werd vermoffeld. Ze verloor haar zelfrespect en leefde verder ook niet meer onberispelijk. Nu werkte ze als verkoopster in een bazar. Nog immer een fel kind, rank van lijn en aristocratisch van type, met trotse, stekende ogen. Niet al te streng van levensgewoonten, maar ongenadig voor wie haar niet aanstond. Eigenlijk wat te goed voor deze omgeving. Erin geraakt door een flirtpartijtje met een mijningenieurtje - sindsdien getrouwd met de dochter van een rijke melkboer - en nu gewoon aan het milieu, zelfs ietwat eraan gehecht, sinds haar pa elke dag zeurde, niet om serieuzer te leven, maar alleen om daar weg te blijven.
Tegen de regering van Poeleke, zoals ze zelf Polke verachtelijk betitelt, verzet ze zich niet. Die heeft oudere rechten en bovendien, lang doet ze toch niet meer mee. Haar broer, die in Keulen bij een Hollandse firma schrijft, poogt haar daarheen te lokken. Ze voelt er wel wat voor haar leven nog eens opnieuw te beginnen. Deze Vastenavond wil ze nog meedoen.
| |
| |
- Wat voor costuums?
Geen paardrijdsters, dat valt niet zo mee. Tyrolse dan?
Flatteert niet. Kempische boerinnetjes, geenzijerse? Veel te warm; je hangt vol stof, en die belachelijk lange rokken!
Geen zegt het, maar ze denken allemaal aan de moderne koketterie der zijden kousen.
- Balletdanseressen dan! Het vive Retteke lanceerde de idee.
Polla fronst zinnend de wenkbrauwen, overweegt of ze niets beters weet, wikt de kansen van dit toilet en wenkt dan goedertieren.
- Balletdanseressen dan!
- De roemrijke schare! De artisten! De geleerden!
‘De roemrijke schare’, dat zijn ettelijke betrekkelijk jonge lui, gehuwden en vrijgezellen. die af en toe komen opdagen. De zich jeunesse dorée achtende elementen staan er met gemengde gevoelens tegenover. Veel air ertegen aannemen achten ze ongeraden, kunnen ze ook niet, omdat de Roemrijken uit vrijwel gelijk milieu voortkomen en buitendien, door vlijmend cynische geest, altijd de lachers op hun hand hebben.
De ‘Gloria’ -meiden weten zelf niet recht hoe ze 't ermee hebben.
De kerels gebaren in politiek opzicht naar alle radicale nuancen, staan niet zo geringschattend tegenover ze als sociale wezens, maar tonen
| |
| |
zich overigens niet zelden zo grievend vrouwenverachters, dat ze nog liever met de wel eens onnozele fatjes te doen hebben. Royaal zijn ze alleen maar voor zichzelf en vóór het buffet.
De romantisch-berekende flirtjes, die hun vorming aan Gloria Swanson, Pola Negri, Harry Liedtke en andere filmdocenten danken, verliezen er liever geen tijd aan. Ze willen trouwen met maatschappelijk iets beters, tenminste met een die geld heeft en positie. Ze gruwen van haar alledaagse omgeving en van bescheiden vooruitzichten. Weelde, reizen, mondain uitgaan, daarvoor hebben, ze alles over, zelfs een burgerlijk-braaf bestaan.
Ze zijn practici en mijden de Roemrijken dus. Liever een arm candidaat-notarisje of rijk winkelierszoontje. De artisten mogen geleerd zijn, ze bieden geen perspectief. De beter gesitueerden zijn getrouwd, de anderen blijven te glad of hebben geen centen. Neem ze voor tijdpassering.
De argeloos-romantische denken anders erover. Ze herkennen iets van de film in die kerels. De intelligentere typetjes houden van hun interessante conversatie, pikant, brutaal, geestig, iets dat je wakker houdt. Wat anders dan het flauwe zeurige gezemel van de orde der monteurs en de dure ventjes. Soms deden ze nog wat voor iemand uit pure sympathie. Emmeke had haar zuster, via hun kennissen, in den Haag een plaatsje bezorgd als serveuse. Henriette Plekkers, vorig jaar met 'n Congo- | |
| |
officiertje uit Bilsen getrouwd, wisten ze van haar hese achterbuurtsstem af te helpen en betere manieren te leren. Enfin, ze waren mens met je.
Vanavond komen er maar vier. De slanke, donkere Pie Cluysen, leidt de schare als immer. Hij heeft een acte Middelbaar Duits, maar dweept met de culture latine. Hij houdt er een hoog-Hollandse vrouw op na, die zich te voornaam acht om café's te bezoeken. Sinds Pie ‘Gloria’ freqenteert, gaat ze veel op vacantie. Allebei zijn ze gefortuneerd. Pie gaf het leraarsambt eraan om drecteur van een fabriek in chemicaliën te worden. Hij bezit de helft van de aandelen en stelde een pienter bedrijfsleider aan. Sindsdien prepareert hij een standaardwerk over Rabelais, twist geduldig met zijn wat kwezelachtige en deftige vrouw en losbolt een beetje. Het fiere Maike Séguin werd zijn preferentie.
Jules Raevendel geldt onder de moderne schilders in binnen- en buitenland als een figuur van betekenis. Een katholiserend naamkatholiek met communistische neigingen. Correspondeert in woest Frans met Sovjetkunstenaars. Wegens zijn prachtige Bijbel-illustraties bewonderd door alle geestelijken. Bleef in zijn eigen omgeving als kunstenaar onbekend, doch geniet stratenverre roem als nachtbraker en aanlegger van slaapwerende atelierfuiven. Verkoopt die een flink stuk of loopt hij weer een erfenisje op, dan kun je er donder op zeggen, dat
| |
| |
het nachten lang over heel de omgeving gramafoonplaten, bolsflessen, lege tuben verf, kachelonderdelen, boeken, beschilderde paneeltjes en stukken raam regent.
Het ratje Bella wist zich als model op te dringen en roemt er nu op, dat ze zijn vriend is en haar snoetje, semitisch geïnterpreteerd, in de Bijbel illustraties voorkomt, als hoofd van Esther, en van Rahab, bij de verwoesting van Jericho.
Poeleke mikt op de vriendschap van Lou Merelmans, een welgedaan veertiger, blond Buddhatype, kerel die nooit werkt, leeft op kosten van zijn ouwe pa, die in graan handelt. Lou staat nooit voor twaalf op, maar leest van acht uur af in bed allerlei zieke auteurs uit de oudheid. Het slechte interesseert hem alleen in zoverre het afwijkingen van 't normale vertoont. Overigens een zeer heldere en critische geest, bijzonder kenner van de historie der Waldenzen, Albigenzen, en Katharen. Juffrouw Delwaille interesseert zich voor hem, sinds een belastingambtenaartje - die wat weten kon - met eerbied over de onbelaste huizen van Pa Merelmans sprak.
Giel Admiraels, neef van Ser Dulkeners die zelf ook af en toe die dancing bezoekt, doet evenmin veel. Hij ziet kans elk jaar een nieuwe betrekking te krijgen, maar gaat even geregeld, wegens overspanning, na zes maanden de laan uit. Leeft vrij sober, schrijft in zijn vrije tijd uitstekende essais over moderne Engelse litera- | |
| |
tuur, die grif geplaatst worden. Een zeldzaam venijnige spotter, geraffineerd grootspreker en onbeschaamd vrouwenverguizer. Zijn sexuele aanleg drijft hem immer naar bruut-zinnelijke typen. Gevoels- en gemoedsleven der vrouw interesseren hem niet, worden rustig ontkend. Intellectuele meisjes zijn hem een walg. Hij kent alleen het wijfje. Daarom trekt Emmeke Seutendaal, met haar donkere, verzwommen ogen, vol dierlijk magnetisme, hem onweerstaanbaar aan.
Ze dansen druk met hun vriendinnetjes.
- Deze keer weer Bajadères? informeert Cluysen.
- Neen, balletdanseressen.
- Al gezelschap? interrumpeert de felle, agressieve Giel.
- Wij gaan op avontuur uit.
Wanneer het viertal Roemrijken wat in stemming raakt, weet het Retteke een alliantie voor de Vastenavondsdagen te sluiten.
Ze zullen elkaar Zondagavond in de ‘Staar’ ontmoeten.
|
|