king dan in het kleine rozenknoppige mondeke.
Helderblauwe, naief-verwonderde ogen, rond van onschuld in een gezichtje van blank-rozig als morgenrood op Rococoporcelein. Korenblonde, rustig golvende haren... modern gekapt, zodat het tere, guitige nekje zichtbaar werd. Geen Gretchen dus. Een modern meiske, modern ook gekleed, eenvoudig, met goede smaak, pikant-zedig.
Verwondert het iemand, dat alle leerlingen hoogte Gym kanaries en putters hielden? En dat ze allemaal, uit bezuiniging, ze zwart zaad voerden? En dat er zangvogels voorkwamen, die tot driemaal per dag de bakjes gevuld moesten hebben? En dat iemand af en toe zijn zwart zaad voor wit zaad kwam ruilen, met wat bijbetaling?
Als je Tielke zag en hoorde, begreep je, waarom holrollers en vinken veelvraten werden!
Zag! Een droom van blankheid in de bruine duisternis van de muffe winkel. Hoorde! Het hemelse, zilvere stemmetje, hoog, hel, met eventjes kwinkelerende lachjes. Verder toch een bescheiden, dood-onschuldig ding, dat haar succes niet begreep, de onbeholpen Gym- en H.B.S.-adoratie beschouwde als poging tot hoon. Met haar flemend, over-zoet spreken bracht ze menig jongenshart in revolutie, zodat zelfs de erop gelegde lompe, rode, hoekige, al te mannelijke hand geen bedaren bracht.
Daar liepen er wel eens tussen, ervarener dan menig lang getrouwde, met twijfelachtige