Petit Lanaye. Een catastrophe. Heel de oude stad raakt in de vloed. In de haven een waterval van zes meter, die de schepen door elkaar zal breken en wegslingeren.
Maar boven het loeien en razen der wateren, zingen de vierders op de trillende brug:
- Viva Bomma!
Plots begint een dik wijf te hossen en gilt met hysterisch geluid:
- En gij moet niet zo drahaaien, anders komen die krahaaie!
En die niet draaien wil
en die staat maar stil.
En gij moet niet zo drahaaie...
Een kwint hoger krijsend, valt heel de bende nu in, al wegdansend naar de voorstad, waar bijna alle straten van de nacht onder water raakten.
Twee dikke, grijsgebaarde Vlaamse activisten - ter dood veroordeelden - die naar Limburg zijn gevlucht, kijken elkaar bedenkelijk aan.
- Bij hoog water en met vastenavond, dàn leeft Maastricht, meent de wildste baard.
'n Paar jongelui drentelen nader. Wegens de verontrustende mildheid van het weer, draagt een, net als in de zomer, zijn gabardine over de arm.
- Carnaval spookt ze nu al door de kop! gromt een honend.
- Capabel zijn ze, om door het water naar de ‘Staar’ of ‘Gloria’ te trekken.
Noodschoten knallen in de verte...