| |
VIII. De plannen van den heer Anasthase van Sterren.
De dag was voor de Rimini's zoo vol agitatie geweest, dat de jaardag van Lina er bij was ingeschoten. Eerst toen zij, na het vertrek der Rippoldsauers eenigzins tot rust waren gekomen en na den terugkeer van de bronnen op het terras bij elkander zaten, riep Henriette uit:
- Maar we hebben den jaardag van Lina geheel vergeten en zij wordt nog al meerderjarig.
- 't Is waar ook! zeide Botwater en 't was nog al om haar...
Hier kreeg hij juist op het goede oogenblik een aanval van hoest, die Dorothea met de grootste bezorgdheid vervulde.
- Foei, zei-ze, dat hadt ge moeten zeggen, dan had ik u nooit genomen.
- Wat? vroeg Botwater, die meende dat Dorothea zinspeelde op hetgeen hij nog zoo juist bij tijds had teruggehouden.
| |
| |
- Dat ge hoest.
- Maar, hoesten doet iedereen.
- Als hij er behoefte aan heeft, zeide Lina heel eenvoudig.
Rimini wuifde met de hand en zag Lina vriendelijk aan.
Emilie knikte ook en hoopte dat hij een lang en gelukkig leven zou hebben, en Henriette en Dorothea voegden zich bij dien wensch, waaraan Botwater zich ook hield, maar zonder er iets hartelijks bij te zeggen.
Daarmede was de plechtigheid afgeloopen, en Lina dacht bij zich zelve aan de wijze waarop tante Tonnette dien dag zou hebben gevierd en de cadeaux, die ze zou hebben gekregen.
Voor velen is jarigzijn heel prettig, maar vooral om de geschenken die men krijgt en Lina was nog op den gelukkigen leeftijd, dat zij in de termen daarvoor viel. Maar thans had niemand er aan gedacht haar zelfs maar een simpele bloem te geven - behalve Manfred en die wist niet eens dat zij jarig was,
Ook tante had niet geschreven. Die scheen haar ook vergeten te hebben. Neen, zóó jarig te wezen was toch niet aardig.
Botwater had zijn present in zijn zak, maar hij besefte, dat hij dit in de gegeven omstandigheden moeielijk haar kon aanbieden. Bovendien, waarom zou hij zulke kostbare sieraden schenken aan een nichtje, dat met der tijd rijk genoeg zou zijn. Het zou nu eene geheel improductieve uitgave wezen en hij kon het eene veel betere bestemming geven: Dorothea zou den bracelet zeker met graagte aannemen, maar als hij hem thans reeds gaf, moest haar dit zeer verdacht voorkomen: heeren reizen niet met dames braceletten van tachtig gulden bij zich, tenzij ze een plan hebben, hetwelk Dorothea Rimini zeker wist, dat hij niet ten haren opzichte had gemaakt.
- 't Verwondert me, zeide Lina, dat nicht Tonnette niets van zich heeft doen hooren.
| |
| |
- Oude menschen hechten weinig aan jaardagen, sprak Ramini, die voor Lina altijd een paar woorden meer had dan voor anderen.
- Nicht wel.
- Dan zal er nog wel een brief komen; maar zij zal hem te laat hebben verzonden.
- Dat zou kunnen zijn. Wacht u nog een post?
De oudgast knikte toestemmend, en haalde zijn horloge uit.
- Over een half uur, zeide hij.
De naam van tante de Tonnette, door Lina genoemd, had op Dorothea en Botwater een geheel verschillenden indruk gemaakt. De laatste herinnerde zich weder dat olographisch testament, dat thans misschien reeds een verbindenden vorm had gekregen, terwijl zijne verloofde dacht aan hetgeen hem en dus ook haar te wachten stond, wanneer de oude dame kwam te overlijden. Want de Riminietjes waren zeer goed op de hoogte en wisten dat Pieter Botwater en Anasthase Van Sterren de naaste bloedverwanten waren van de schatrijke oude dame. Zij had behoefte er eens over te spreken met haar aanstaanden echtgenoot en onder voorwendsel, dat zij eenige wandelaars, die den grooten weg volgden, van nabij wilde zien, stond zij op, gevolgd door haar gelant.
- Die tante Tonnette is al heel oud, niet waar? vroeg zij, toen ze ver genoeg van de anderen verwijderd waren, om niet verstaan te worden.
- Ja, tante de Tonnette is een goede zeventig.
- Een mensch van den dag.
- Daar kan men zoo weinig van zeggen; de een wordt zeer oud, de ander sterft in den bloei van 't leven.
Dorothea zuchtte bij die sentimenteele poëtische uitdrukking.
- Je schoonzuster, bijvoorbeeld, ging Botwater voort, op practisch terrein terugkeerende.
- Ja die! zeide Dorothea. Toen zweeg ze een oogenblik en sprak heel doelnemend en gevoelvol: voor sommige
| |
| |
menschen moet de dood toch verkieslijk zijn boven bet leven.
- Dat moest zoo wezen, antwoordde Botwater op wijsgeerigen toon.
En terwijl Dorothea dacht aan deze verplichting van mevrouw Tonnette, overwoog haar verloofde dezelfde verplichting van zijne aanstaande schoonzuster. Wat zijn schoonbroeder betrof, die zou het ook zoo lang niet maken - bloedrijke gestellen zijn gevaarlijk voor hen, die ze bezitten, herhaalde hij bij zich zelven.
Terwijl het verloofde paar zich met deze droomen der toekomst bezig hield, volgde het den grooten weg en zocht Dorothea de plek op, waar zij Botwater bij zijne aankomst had ontmoet. Zij zeide wat er in haar was omgegaan, toen hij daar met zijn rijtuig voorbij reed en zij werd zoo poëtisch, dat de hoofdambtenaar zelf ook zijn flegma verloor en zijn arm sloeg om de leest van Dorothea. Het was de eerste liefkozing, die zij, op haar dertigste jaar, ondervond en zij vergat dat Pieter Botwater diep in de veertig was.
Het hart blijft toch altijd jong.
Mevrouw Rimini was naar haar salon gegaan: zij beweerde weder dat het tochtte. Lina ging met haar mede en Rimini bleef met zijne zuster op het terras. De oudgast had weder zijn hersens in rust gezet. Henriette dacht na over het gebeurde en borduurde voort op het patroon dat zij met Lina reeds had bewerkt.
Daar verscheen de postbode met brieven; hij werd aanstonds bestormd door een aantal dames, want hoe aangenaam het ook in het buitenland is, ieder verlangt toch iets te vernemen van het oord en het gezin, dat hij er mede verwisselde. Eén brief slechts bleef over: Fräulein Ochten, zeide de besteller.
Rimini wenkte en nam den brief aan. In plaats van een kellner te roepen, stond hij op en begaf zich naar zijn salon om zelf aan Lina den brief uit den Haag te brengen, waarnaar zij verlangd had. Dat zou hij voor nie- | |
| |
mand doen en Henriette kon een trek van wrevel niet bedwingen. Het versterkte weder hare vrees dat als Robert zoo ingenomen was met dat meisje, het zeer goed gebeuren kon, dat die nog eenmaal haar schoonzuster werd. En dan...
't Was een heel lief kind die Lina Ochten, maar er zijn zaken die iemand nog meer ter harte gaan dan het lot en het geluk, zelfs van de allerliefste vrienden en bekenden.
Terwijl zij toegaf aan hare mijmeringen en naar de hooge dichtbegroeide bergen staarde, waarover reeds langzaam de schaduwen van den avond zich begonnen te verspreiden, en die den meer somberen toon aannam, welke ook in haar gemoed heerschte, werd zij door het naderen van voetstappen gewekt. Zij zag op en vóór haar stond de heer Anasthase Van Sterren in een net reiscostuum van donkerbruin, een zeer in het oog vallende blauwe das met een breeden knoop, een paar ontzaggelijk groote sneeuwwitte boorden en paille handschoenen. Hij had in de eene hand zijn zonnescherm, wit met blauw gevoerd, en in de andere zijn flambard met breeden rand, zoodat men zijne krullende lokken tot de kruin toe volgen kon.
- Ik stoor u misschien, zeide hij met een diepe buiging, die indruk moest maken op al de logées in den omtrek die ze zagen.
- Volstrekt niet: Ik dacht juist aan u...
- Aan mij! antwoordde Anasthase met eenige bevreemding.
- Ja; ik zag naar die prachtige natuur daar vóór ons en het was of dat vredige tooneel dezelfde melodie ademde, die ik gisteren avond te Rippoldsau had gehoord. 't Is zonderling, maar bij mij lost altijd het practisch schoone zich op in eene melodie.
Anasthase was gestreeld over de onderscheiding, die zijne kunst van de zijde van Henriette Rimini ondervond.
- En welke melodie vertegenwoordigt voor u dan de gebeurtenis, waarmede ik uwe familie en mijn neef kwam geluk wenschen? vroeg Anasthase, even opstaande en weder eene buiging makende.
| |
| |
- O, dat is waar ook, sprak Henriette; u zult straks persoonlijk het jonge paar kunnen geluk wenschen; het maakt een wandelingetje.
De toon, waarop Henriette dit zeide, verried geenerlei bedoeling, maar in hare oogen lag eene spotachtige uitdrukking, die Anasthase niet ontging.
- En is het jonge paar nog al.... nog al.... intiem met elkander? vroeg hij.
- Ik heb zoo weinig gelegenheid gehad het te zien en ik vind het ook niet bescheiden om er op te letten, sprak Henriette met maagdelijke schuchterheid de oogen neerslaande.
- Neen, daar hebt u gelijk in.
- Wilt u zelf u een oordeel vormen? Ik geloof wel, dat ik weet waar zij zijn.
- Dat zal mij een waar genoegen wezen, antwoordde Anasthase. Mag ik u mijn arm aanbieden.
- U is wel beleefd, zeide Henriette, gaarne in het bijzijn van al die dames den arm aannemende van den gevierden musicus.
De heer Van Sterren en juffrouw Rimini wandelden het terras af en juist toen zij de grenslijn hadden bereikt, kwam Lina beneden, om aan Henriette te verteilen, dat zij een brief van nicht de Tonnette had en wat deze haar schreef.
De brief was vrij lang en gaf veel te denken. De oude dame begon met een felicitatie, in den vorm zoo als het jonge geslacht ze niet meer schrijft. Daarop vertelde zij hare levenswijze sinds het vertrek van haar nichtje; kleine huishoudelijke bijzonderheden omtrent dienstboden, vogels, katten en bloemen; een sterfgeval en een engagement en toen was het of de geest van nicht de Tonnette door die laatste mededeeling was afgedoold.
‘Daar moet ik niet over beginnen’, schreef zij, zonder er bij te voegen ‘waarover’; maar eenmaal zal het toch zoo moeten zijn en uwe afwezigheid bereidt er mij reeds op voor. Maar juist daarom, lieve kind, zou ik u gaarne weder spoedig hier zien; in verband ook met andere dingen, die
| |
| |
ik liefst niet op het papier zet. Ik ben al een paar maal uit stad geweest, en gij zoudt uw nicht niet herkend hebben. Waarheen doet er niet toe, maar ik vertrouw, dat het je goedkeuring wegdraagt; maar altijd zou ik je zelve allereerst willen raadplegen. In de komedie gebeurt het anders; maar uw nicht Lucie houdt niet van komedie spelen. Ik schrijf er maar niet verder over. Als ge t'huis komt, bepraten wij alles in alle bijzonderheden. Hoe eerder gij komt, hoe liever het mij zijn zal. Oude menschen praten gaarne over hetgeen hen bezig houdt. Gelukkig krijg ik nu en dan nog al eens aanloop, maar neef Pieter heb ik in lang niet gezien; ik denk dat hij het te druk heeft met het opmaken van de begrooting. Het is maar goed ook, dat hij niet komt, want ik zou hem toch niet alles kunnen vertellen, daar hij te veel bij de zaak betrokken is. Van Daatje Beverling vernam ik dat je neef Anasthase in eene commissie te Parijs is benoemd. Nu, daar mag hij voor mijn part blijven, die windzak. Als zijn moeder geen de Tonnette was geweest, zou ik mij nooit aan hem hebben laten gelegen zijn. Maar dat verandert nu allemaal, waarschijnlijk. Als je ten minste zelf niet onvoorzichtig zijt geweest. Als er wat hangende is, Lientje, laat het dan niet verder komen, maar zorg liever spoedig weder in den Haag te zijn, bij uwe nicht, die zeer naar u verlangt.
Hier volgden weder e paar huishoudelijke berichten over de kamers die nieuw behangen waren enz. In het postscriptum, dat ook aan haar brief niet ontbrak, deelde tante nog mede dat zij voor haar de komplimenten had gekregen van Lina's vriendin Saartje, die ook met een student geengageerd was.
Saartjes vader nu was een paar jaar geleden professor te Leiden geworden en dit postscriptum zeide voor Lina veel meer dan de geheele brief. Het was er de sleutel van en toen zij na kennisneming van dat naschrift den brief nog eens overlas, werden die geheimzinnige toespelingen van nicht Lucie vrij verstaanbaar. Zij had den brief nog- | |
| |
maals gelezen, in eenzaamheid op hare kamer, maar toen gevoelde zij behoefte om er over te praten en met dit doel was zij naar buiten gegaan om Henriette te zoeken, die ze niet vond. Zij bleef evenwel niet alleen; de logées van Griesbach mochten die jufvrouw van gezelschap allen gaarne lijden en toen zij op het terras was, voegden zich dadelijk een drietal dames bij haar, die tevens eens kwamen hooren wie de lange blonde heer kon zijn, welke straks Henriette had aangesproken en nu met haar was gaan wandelen. De beschrijving was zoo duidelijk, dat Lina geen oogenblik in onzekerheid verkeerde of het was neef Anasthase Van Sterren.
Haar vermoeden werd weldra bevestigd. De dames Rimini verschenen weldra weder op het terras vergezeld van de heeren Botwater en Van Sterren.
De ontmoeting der twee neven was van de zijde van den musicus allerhartelijkst; minder van die van den ambtenaar.
- En daar heb-je me gisteren niets van verteld! riep Anasthase uit. Ja ik begrijp, op onzen leeftijd spreekt men over zulke plannen niet vóór zij verwezenlijkt zijn; maar ik maak je mijn compliment, Piet; 't is een zeer gracieus vrouwtje en zoo piepjong ook niet meer...
- Mijne verloofde is op dien leeftijd, dien iedere vrouw moest afwachten om zich in het huwelijk te begeven, sprak Botwater. Kinderen zijn niet geschikt om aan het hoofd van een huishouden te staan.
Anasthase neuriede een air.
- Waarom zing je? vroeg Botwater kortaf.
- Zong ik! Dat heb ik zelf niet eens bemerkt. Dat is zoo mijn natuur. Ich muss nun einmal singen, dat weet je. Lekker weertje van avond... maar daar zal jij wel geen gevoel voor hebben. Verliefde menschen hebben slechts oog en hart voor elkander.... Wat zeide Lina wel van het engagement?
- Ik vraag over zulke gewigtige gebeurtenissen het oordeel niet van meisjes, die pas komen kijken; maar de familie is er zeer mede ingenomen.
| |
| |
- Natuurlijk, natuurlijk, en met der tijd kan die jufvrouw Rimini eene goede partij worden.
- Ik heb me door die overweging niet laten leiden, sprak Botwater ernstig, en daarin had hij volkomen gelijk. Wat hem wel geleid had, zeide hij aan zijn neef niet en dit was ook overtollig. Anasthase had de geheele geschiedenis in al hare bijzonderheden te Rippoldsau gehoord.
Om een eind aan het gesprek te maken deed Botwater eene vraag aan Dorothea en Henriette maakte zich weder van Anasthase meester. Zoo kwamen zij op het terras terug, en namen daar weder plaats aan het tafeltje bij Lina, die zich geflankeerd had door een paar jeugdige lijderessen, wie de badkuur ontzaggelijk veel goed moest hebben gedaan, want zij zagen er bloeiend en welvarend uit.
Toen Anasthase haar feliciteerde, stond ze even op om de toegestoken hand te vatten, maar voor het overige nam zij niet meer notitie van hem dan de beleefdheid vorderde. In den Haag had hij zich nooit om haar bekommerd; zij zag dus niet in, dat zij zich te Griesbach zooveel om hem behoefde te bekommeren - allerminst na dien brief.
Terwijl Lina met de logées alleen was had zij, onder den indruk van dien brief, verteld, dat zij veel spoediger zou vertrekken dan haar voornemen was: hare oude nicht kon haar zoo moeielijk missen. In een oogenblik dat het gesprek dreigde te hokken, zeide eene van de logées tot Henriette:
- U moet toch trachten te bewerken, jufvrouw Rimini, dat jufrouw Lina van haar voornemen afziet om ons zoo spoedig te verlaten.
- Verlaten! riepen Dorothea en Henriette gelijktijdig. Heb-je daar dan plan op, Lina?
- Ja, ik heb een brief van nicht Tonnette gekregen die dringt er op aan, dat ik spoedig thuis kom.
De Riminietjes riepen beiden, dat dit niet kon en niet mocht, maar beiden vonden, dat mevrouw de Tonnette toch eene lieve verstandige vrouw was. Dorothea achtte die
| |
| |
jeugdige getuige van haar nieuwen toestand volstrekt zoo onmisbaar niet en Henriette had ook hare eigene idées over den invloed, die een jong mooi meisje uitoefent ten nadeele van andere dames die in haar gezelschap zijn. Vooral de komst van dien neef Anasthase werkte mede om het heengaan van Lina Ochten juist als geen ramp te doen beschouwen. Terwijl het voor Robert toch maar beter was niet altijd dat jonge deerntje bij zich te hebben.
Toen dan ook Lina zeide, dat zij nicht niet al te lang alleen mocht laten, verzekerden beiden, dat het haar ontzaggelijk zou spijten als Lina wegging, maar dat zij zelve het best kon beslissen wat zij doen en laten moest: zij was nu meerderjarig.
Daar viel neef Van Sterren een schitterende gedachte in:
- Ik ben het met de dames eens, zeide hij; als mijn nichtje meent dat haar plicht haar elders roept, mag men haar daarvan niet terughouden. Mocht ge verlangen naar den Haag terug te keeren, Lina, dan ben ik bereid ook mijn reis te verkorten en het zal me een genoegen zijn u te geleiden.
- En u moet naar Parijs, sprak Lina.
- Naar Parijs? Ik? Hoe komt ge daaraan?
- Wel dat stond in de courant. Lina achtte zich niet geroepen aan neef Anasthase te vertellen, dat zij een brief had gekregen en hoe de oude dame zich daarin over haar neef uitliet. Zij maakte daarom gebruik van de eerste onwaarheid, die haar inviel, en zeide, dat zij hare wetenschap uit de courant had geput.
- In de courant, herhaalde Anasthase. In welke?
- Dat weet ik zoo juist niet meer. In het Nieuws van den Dag, de Nieuwe Rotterdammer, of in een van de Haagsche bladen.
Van Sterren zweeg; hij had alleen aan Botwater en enkele anderen die onwaarheid verteld om te verbergen, dat hij Lina ging opzoeken; maar wie had het nu in de courant gezet?
- Och kom, zeide hij met een medelijdend glimlachje
| |
| |
over de domheid van hen, die zulke dingen verspreiden, wat zou ik nu te Parijs doen?
- Dat vraagt u maar uit bescheidenheid; u is in eene commissie benoemd - ten minste dat zegt de courant.
- Hm, zoo; ja; nu, als het in de courant staat, zal 't wel waar wezen, hernam Anasthase, die in zijn binnenste alle couranten met haar leugen-berichten verwenschte.
- U ziet dus wel, dat u niet met me kan meegaan, hernam Lina; die onderscheiding is te groot om ze op te offeren. Wat is dat voor eene commissie, neef?
- 't Is eigenlijk geen commissie; 't is meer eene conferentie tusschen eenige musici over den diapason; maar ik kan er zeer goed af.
- Neen, dat wil ik volstrekt niet hebben; ik ben nu meerderjarig en ik kan zeer goed mijn weg van Griesbach naar den Haag vinden.
- O, gemakkelijk, viel Botwater in; ik heb de reis ook gemaakt, terwijl ik er nooit geweest was. Alles wijst zich van zelf, ten minste als men de taal meester is.
- En u doet altijd of u geen duitsch kent, merkte Henriette hem op, die de eerste gelegenheid om haar aanstaanden schoonbroer eene hatelijkheid te zeggen, in afwachting van volgende gelegenheden, niet voorbij wilde laten gaan.
Dorothea kwam hem dadelijk te hulp, door aan het gesprek eene andere wending te geven en aan Lina te vragen of ze goede tijdingen uit den Haag had gehad en of er iets nieuws in den brief stond.
Lina, die duitsch bleef spreken, om de logées aan het tafeltje te houden, antwoordde in algemeene termen en bracht het gesprek op een terrein, waarover allen konden medespreken, op de muziek en wist toen met eene kleine behendigheid neef Van Sterren en de duitsche dames met elkander in betrekking te stellen en zoo werd de avond gezellig doorgebracht, totdat het tijd voor Van Sterren was om naar Rippoldsau terug te keeren.
- Die verduivelde kleine heks, mompelde de musicus
| |
| |
bij zich zelven, toen hij weder in zijn rijtuig had plaats genomen; ze weet het zóó te schikken, dat men haar geen enkel woord onder vier oogen kan zeggen. Hij troostte zich echter met de gedachte dat het maar coquetterie was en die angst om met hem alleen te zijn was, wel beschouwd, een goed teeken. Als zij hem niet gezind was, zou zij die voorzorgen niet nemen; het was niets anders dan maagdelijke schuchterheid. Iemand met het voorkomen en het talent van Anasthase Van Sterren behoefde niet zoo bang te zijn, dat een jong meisje hem zou afwijzen.
Een ander goed voorteeken was, dat zij zoo veel notitie had genomen van dat bericht in de couranten omtrent zijn lidmaatschap van de parijsche commissie. Eerst had het hem ontstemd dat zijn logen uit noodzaak door dagbladen publiek was geworden, maar, bij nader inzien, deed het hem toch plezier, dat er publiciteit aan gegeven was; het moest hem doen stijgen in de schatting van de badgasten en vooral in die van Lina. Had hij geweten, dat zijn voorwendsel alleen in den brief van tante de Tonnette vermeld was, zou hij er anders over gedacht hebben, en vooral wanneer hij geweten had, dat Lina het uitsluitend zeide om van hem als reisgenoot bevrijd te zijn.
Maar morgen zou hij er op terugkomen, dan zou hij den aanval hernieuwen en hij was dan zeker van de overwinning. Tusschen Griesbach en den Haag, op eene reis tete-à-tête zou hij het hart van zoo'n onervaren meisje wel veroveren. Met dat aangenaam vooruitzicht en de niet minder aangename herinnering, dat zijn neef Pieter van de baan was geschoven en onschadelijk was gemaakt, legde Anasthase zich ter ruste.
Hij droomde van velerlei zaken, maar waar hij niet van droomde of droomen kon was dat zij, die het middelpunt zijner gedachten uitmaakte, plannen vormde, welke lijnrecht tegenover de zijne stonden.
Lina toch dacht aan den schilder Manfred. Een bekend spreekwoord zegt, dat men zijn echtgenoot zelf moet kiezen
| |
| |
en nu nicht de Tonnette blijkbaar een echtgenoot voor Lina had gekozen, was het zeer natuurlijk, dat deze daartegen in verzet kwam. Nicht was dwaas om zich met zulke dingen te bemoeien, want 't was heel duidelijk, dat zij in haar brief op een engagement doelde en dan met een student! want het zou wel die jonge de Tonnette zijn, op wien zij doelde.
Een jong mensch, die zich eigenlijk heel mal had aangesteld door midden in de Schoolstraat voor een vreemde dame pakjes op te rapen. Omdat die nu toevallig de Tonnette heette, zou nicht hem maar dadelijk haar tot man willen geven! En zij zou hals over kop van Griesbach terug keeren! Dát kon nicht denken!
En toch de brief was zoo dringend en zoo hartelijk en nicht was zoo alleen; zij mocht niet te lang wegblijven; het kon ook heel goed zijn, dat het geen engagement betrof en dat hoopte zij ook maar, want die Manfred was wel heengegaan, maar die zou zeker terug komen. En zij, Lina, droomde, dat hij terugkwam en dat hij een duel had en doodgestoken werd maar toch leefde en haar verzekerde dat zij nooit meer scheiden zouden en toen werd alles zoo verward als in den regel elke droom.
Na den rusteloozen nacht vóór zijn duel was Pieter Botwater, zoodra hij in bed was gestapt, in diepen slaap gevallen en zoo volkomen bewusteloos geworden, dat hij den anderen morgen verscheidene minuten noodig had eer hij tot het besef kwam, dat hij niet in zijn ledikant lag op zijne kamer in de stille buurt in den Haag. Toen hij geleidelijk zich rekenschap kon geven van de plaats waar hij zich bevond en den toestand, waarin hij verkeerde, wendde Pieter zich nog eens om met een onbestemd gevoel, dat het soms toch beter was te slapen dan te waken. Maar juist als zoodanig gevoel het gemoed beheerscht, blijft de slaap weg.
Dorothea was gelukkig; Botwater was juist een echtgenoot zooals zij altijd gehoopt had; dat verzekerde zij zich
| |
| |
zelve bij herhaling; een bezadigd man, die eene eervolle betrekking bekleedde, een voldoend inkomen had voor het oogenblik en eene aanzienlijke erfenis in de toekomst. Wat zou zij meer verlangen? Toen zij achttien was, had zij misschien zich wel eens dwaze dingen in het hoofd gehaald en Adonissen en engelen Gabriël tot idealen gekozen; maar als men de dertig voorbij is, wordt men verstandiger en beseft men dat het levensgeluk ook zonder de Gabriëls en Adonissen is te verkrijgen. En Botwater was een heel net mensch - als hij zijn naam kon veranderen zou hij echter nog beter zijn.
Henriette Rimini had geen vrede met de wereld. Jaloersch - neen dat was zij volstrekt niet! Wie zou er ook jaloersch zijn op haar, die mevrouw Botwater werd; zij vond het alleen maar heel vreemd, dat men aan hare oudere zuster de voorkeur gaf boven haar, zoodat zij jufvrouw Rimini zou blijven en een ander mevrouw zou worden. Maar zij kon óók mevrouw worden en even goed in de nalatenschap deelen van die oude dame, als Anasthase Van Sterren maar beter begreep hoe hij gelukkig kon worden. Het had hem maar één woord te kosten en hij zou de echtgenoot zijn van Henriette Rimini. Zij kon hem toch niet vragen; en hij scheen maar niet in te zien, dat dit huwelijk wezenlijk in zijn belang was en dat hij slechts de hand behoefde uit te strekken om die van eene vrouw te vatten, wiens streven het zijn zou hem een aangenaam en gelukkig leven te bezorgen; die hem alles zou willen ten offer brengen en voor hem eene trouwe, zorgvolle, gehoorzame gade zou zijn, zij zou dan een doel hebben; thans miste zij dit en haar leven ging in ijdelheid en onbeduidendheid voorbij.
Die gedachte kon Henriette niet verdragen. Zij bleef er den ganschen nacht mede bezig en verzon allerlei onmogelijke toestanden en voorvallen, die haar in de gelegenheid konden stellen om mevrouw Van Sterren te worden. Maar al die voorvallen en toestanden hingen niet van haar af; er moest iets gebeuren, dat niet in hare macht was; maar dit
| |
| |
nam zij zich stellig en vast voor om geene gelegenheid te laten voorbij gaan en het uiterste te wagen om haar doel te bereiken.
|
|