Reis door de wolken
(1940)–C.J. Kelk– Auteursrecht onbekend
[pagina 47]
| |
anderen heer van de Post, met den notaris en een der doctoren. Ongeveer twintig minuten besteedde hij aan het langzaam leegdrinken van een groot glas pastis, die hij steeds met veel water bleef verdunnen, en zoodra de gesprekken wat levendiger begonnen te worden, stak Leroux zijn vrienden een hand toe, die blank was, maar tamelijk knoestig en met krachtige vingers, waarna hij vertrok met een simpel au revoir. Zoolang hij aanwezig was, telde Leroux als tafelgenoot strikt genomen in het geheel niet mee. Hij nam aan de gesprekken nauwelijks met een enkel woord deel en anecdotes drongen gewoonlijk niet tot zijn hersens door. Men heeft hem in dien vriendenkring maar hoogst zelden zien lachen en zeker nooit het geluid gehoord van een schater. Maar als hij vertrokken was en men hem een oogenblik later de straat over zag beenen, dan bleek zijn geest moeilijk te verjagen en er moest al een bizonder belangrijk onderwerp aan de orde zijn, als niet de doctor, of vaker nog de notaris, zich de moeite getroostte met een peinzenden glimlach te zeggen: - Een merkwaardig type, die Leroux. Niemand antwoordde. De stof tot antwoorden ontbrak. Alleen de andere heer van de Post liet een gemompel hooren, waaruit men naar believen zou kunnen verstaan: ‘Ach kom, niet veel bizonders’ of wel: ‘Let op, daar schuilt iets achter.’ | |
[pagina 48]
| |
De zaak was, dat deze heer, een listig, intrigant ventje, sinds eenige jaren uit het uiterste zuiden des lands gekomen, aangaande Leroux het een en ander voor zichzelf had vastgesteld. Beter dan wie ook was hij in staat zich een oordeel te vormen omtrent diens kwaliteiten als ambtenaar. Hij kende zijn ijver, zijn kunde, zijn punctualiteit. Hij kende de maat van invloed, dien Leroux op den gang van zaken in den dienst uitoefende. Daarnaast had hij een diepgaande studie gemaakt van het karakter van den directeur. En niet alleen van diens karakter, ook aangaande zijn afkomst en zijn opleiding had hij rusteloos navorschingen verricht en uitgebreide informaties ingewonnen. Zelfs had hij zich de moeite genomen van een en ander een dossier aan te leggen. Daarin lagen merkwaardige geslachtkundige en sociale gegevens bijeen. Zijn onderzoekingen hadden geruimen tijd gevergd, maar aangaande den wezenlijken inhoud kan men kort zijn. Het kwam hierop neer, dat Giovanno Cabozzi de zoon was van een Sardinischen wijnboer. De vader had zeer uitgestrekte velden en zelfs een grooten, beroemden berg in eigendom bezeten. Dien berg had eenmaal een invloedrijk man met een welgevallig oog bezien. Hij had den ouden Cabozzi een voorstel gedaan den berg aan hem te verkoopen. Cabozzi had geweigerd, omdat hij den berg voor zijn nageslacht wenschte te behouden. De invloedrijke man intrigeerde langen tijd met zulk | |
[pagina 49]
| |
een kracht, dat Cabozzi, om niet aan de verlokking toe te geven voor het bod te zwichten, den berg aan een argeloozen derde verkocht in de meening nu van alle last af te zijn. Voor de opbrengst kocht hij Staatspapieren, maar aangezien hij de credietwaardigheid van zijn vaderland in twijfel trok, prefereerde hij soliede oude Fransche Staatsleeningen. De invloedrijke man, verbolgen over den verkoop van den berg aan een argeloozen derde, intrigeerde bij de plaatselijke autoriteiten dermate, dat Cabozzi, die zich ten aanzien van de drainage zijner terreinen tegenover zijn naaste buren, kleinere landlieden, niet geheel vrijuit voelde gaan, het raadzaam achtte ook deze velden te verkoopen en naar Frankrijk, het naastbijgelegen deel, n.l. Corsica, over te steken. Voor de opbrengst zijner velden kocht hij wederom Staatspapieren van erkende soliditeit. Giovanno was toen nog maar heel jong. Het was een vroolijke Frans, van kind af vertrouwd met het geruststellend denkbeeld, dat hij als groot Sardinisch wijnboer een onbezorgd, werkloos leven tegemoet ging. De oude Cabozzi voelde zich derhalve moreel verplicht ‘iets’ voor zijn eenigen, niet-veel-belovenden spruit te doen. Langen tijd wist hij niet wat. Wederom velden koopen in het nieuwe land, opnieuw beginnen? Hij voelde zich te oud daartoe en Giovanni was zeker te chic, of als men realistisch wil zijn, niet energiek genoeg om een nieuwe onder- | |
[pagina 50]
| |
neming, die veel zorg vereischte, met kracht ter hand te nemen. Cabozzi, inmiddels, liet zich naturaliseeren en verwierf zich krachtens zijn vermogensgesteldheid een plaats in de overheid. In korten tijd bracht hij het tot gemeenteraadslid, burgemeester en deputé. Maar een deputé, die zich bij de centrale instanties moest laten vertegenwoordigen, want hij kende geen drie woorden Fransch. Als overheidsman kwam hij op de gelukkige gedachte voor zijn zoon een aanzienlijke publieke betrekking te zoeken. Voor het vervullen van zulke functies, evenwel, begon men steeds aanmerkelijker eischen te stellen. Giovanno had te weinig geleerd om zelfs maar het examen van ambtenaar 4e klasse met goed gevolg te kunnen afleggen. De oude Cabozzi begreep, dat hij zijn doel op een andere manier moest zien te bereiken. Hij bracht in allerijl een verzameling rariteiten bijeen, die hij door arme maar waardige en luie mannen overal in den lande deed opkoopen. Dit ietwat vreemde rariteitenkabinet schonk hij, benevens een tamelijk bouwvallig huis, in eigendom aan de stad zijner inwoning, waar het voortaan als ‘Museum’ onder de gemeentelijke instellingen een officieele plaats innam. Tegenover zooveel grootmoedigheid stelden de heeren van het stadsbestuur, die natuurlijk evenzeer aan hoog- | |
[pagina 51]
| |
moedswaanzin leden als zooveel provinciale grootheden, het koninklijk gebaar den sympathieken, knappen, jongen Giovanno tot directeur-conservator te benoemen. Zoo werd de jongeling, ondanks zijn gebrekkige opleiding, ambtenaar en wel met den directeursrang. Voortaan zat de oude, gerimpelde Cabozzi met zijn slimme, zwarte krentoogjes onvermoeid rond te zien of er zich niet een gelegenheid voordeed zijn zoon door ‘overplaatsing’ van rijks- of gemeentewege een aanzienlijker positie binnen te loodsen. Door het oogenschijnlijk kwistig, maar in werkelijkheid weloverwogen uitzaaien van gelden en gunsten, wist hij het zoover te krijgen, dat de gemeente-ambtenaar-conservator een staatsbetrekking kreeg aan het hoofdstedelijk archief, kort voordat ook hiervoor een wettelijk examen ingesteld werd. Automatisch ambtenaar der le klasse geworden, had Giovanno, zoon van den vermogenden Cabozzi, voortaan slechts te kiezen. Met behulp van een aantal ijverige repetitors, werd hij, zoodra zich ergens gelegenheid tot opvolging aanbood, in een onwaarschijnlijk korten tijd klaargestoomd voor een ‘aanvullend’ examen, dat hij, met een souffleur aan elke hand in een smoorheete zaal voor een daartoe expresselijk benoemde, bij deze gelegenheid zwaar met den allerbesten wijn bedwelmde commissie hoogst bevredigend aflegde. Zijn naam prijkte dientengevolge als eerste op de nominatie tot het aan- | |
[pagina 52]
| |
stellen van een directeur aan het Hoofdpostkantoor te Ajaccio. Er was een groot rumoer in gemeenteraden en gewestelijke bestuurscolleges. De Fransche Staat had zich niet eerder zoo schromelijk geblameerd, heette het. Deze intrigeerende geruchten bereikten vagelijk de Parijsche instanties. Men besloot aldaar, met echt metropolische breedheid van opvatting, niet de geringste aandacht te schenken aan zulk plaatselijk geharrewar en den man te kiezen, die volgens de invloedrijkste kringen als de aangewezene gold. Giovanno Cabozzi deed derhalve glorieus zijn intrede op het Postkantoor en gaf van meet af aan blijk volkomen onberekend te zijn voor zijn taak. Maar hij was gemoedelijk en luchthartig, bezat de gave grif ongelijk te bekennen en tastte, wanneer een tekortkoming zijnerzijds al te zeer in het financieele resultaat van den Dienst ingreep, diep in zijn zak of althans in dien van zijn trotschen vader. Na eenige maanden was in dit opzicht het ergste geleden. Maar toch was het voor rechtgeaarde, kundige ambtenaren, die in den dienst der Posterijen waren opgegroeid en vergrijsd, niet altijd gemakkelijk te werken onder leiding van een man, die zelfs het elementairste begrip omtrent administratie miste. Weliswaar vergoedde hij veel door het indrukwekkende en representatieve van zijn persoonlijkheid, zijn poedels en zijn lieve, poppige mai- | |
[pagina 53]
| |
tressen. Goed werd het echter pas toen Napoléon Leroux uit een onaanzienlijk stadje in de bergen komend, maar met een uitgelezen ervaring, een onuitputtelijke kennis omtrent den dienst, een ingeschapen nauwkeurigheid en plichtsbetrachting, zijn plaats op het Hoofdkantoor innam. Uitstekend werd het toen deze, met al het gewicht van zijn accuraten geest, aanvankelijk nog beschroomd, maar tenslotte met steeds meer autoriteit den gang van zaken beïnvloeden, ja geleidelijk aan nagenoeg geheel beheerschen ging. Was het wonder, dat de andere heer van de Post, die voor een groot deel de ontwikkeling van dit alles gevolgd had met alle felheid van een geboren ambtenaar, niet anders denken kon of ook Napoléon Leroux beschikte over een vernietigend dossier inzake Cabozzi, waarschijnlijk zelfs dikker en zaakkundiger gedocumenteerd. Zulk een verwoed dienstklopper moest noodwendig een heimelijk eerzuchtige zijn, die te eeniger tijd het zeer wankele overwicht van zijn directeur een beslissenden klap zou weten toe te brengen. Om die redenen en vermoedens was hij altijd buitengewoon zenuwachtig zoolang hij zich in tegenwoordigheid van Leroux bevond. Deze man liep, volgens zijn innigste overtuiging, al met de bom op zak, die elk oogenblik barsten kon. Dronk Napoléon in het café zijn pastis, dan wierp de confrater van tijd tot tijd een onderzoekenden blik op hem | |
[pagina 54]
| |
en hij werd pas rustig als hij alleen met doctor en notaris achterbleef. Vandaag was de bom nog niet gebarsten... hoe lang nog? Hoe lang zou Cabozzi voortgaan zich argeloos op Leroux te verlaten en dezen steeds nieuw materiaal te verschaffen voor de uiteindelijke aanklacht? Hoe lang zou Leroux voortgaan geduldig den dienstwilligen dienaar te spelen van een naar lucht happenden leeghoofd? En als het eens mis liep tusschen die twee, hoe zou dan zijn eigen positie zijn? Een type, die Leroux, zei hij, innerlijk bevend, notaris of doctor na. En bestelde, om moed te scheppen, een nieuwe pastis, diep ademend. |
|