Huis van Nobi(1967)–Ido Keekstra– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] Wie des nachts Wie des nachts uit zijn dromen ontwaakt, over hem houdt het duister gericht. Want God heeft hem aangeraakt en gezet voor Zijn gezicht. Al wat zacht is en warm wordt steen als het oordeel is gezegd. Hij wordt met zichzelf alleen, in een donker bergland gelegd. Maar nog rijst de dag aan de trans, smelt de sneeuw op het zwart basalt - o, zon van het eeuwig nochtans - voordat het vonnis valt. Nog snelt de beek naar de zee en reikt aan haar dorstige mond de glinstering van de vree die aan haar bronnen stond. Zie, nog stijgt de wolk in het blauw als een tedere hand omhoog. Ik groet u, o eeuwige trouw die blinkt aan de regenboog. Vorige Volgende