Vlaardings vissers lied-boek
(1757)–Roeland de Kater– AuteursrechtvrijStemme: Garde des Moutons.Wel wat maakt gy hier ô schoon Bruynette,
Buyten in het Veld, met u Schaapjens al,
Daar gy na de Wey, gaat uwe Voeten zetten,
Ik bid u laat my wezen, in dat groene-dal,
| |
[pagina 25]
| |
Wild op mijnen dienst, en mijn trouwheyd letten,
Want ik u voor een Herder dienen zal.
Neen mijn Heer geen Herder en kan my behagen,
Ik kan wel bewaaren mijne Schaapjes hier,
Ik heb mijn vermaak in dees groene Hagen,
Buyte in het Veld, neem ik mijn playzier,
Daar ik gaan alleen treden alle Dagen,
Met mijn lieve Vee by een klaar Revier.
Komt dog naar het hof, ô mijn schoon Beminde,
Laat het groene Veld, en de Lommers staan,
Daar zal ik u eere als mijn Beminde,
En gy zult gekleed in het Zijde gaan,
Want gy schoon Bruynet weerdig zijt te Minnen,
Ik bid u neemt my Lief voor u Dienaar aan.
Meend gy dat ik agt al u zijde Kleeren,
Paerels en Gesteenten, al u Pronkery,
Al ben ik een Meysje jonk en teere,
Ik weet wel waar toe dat diend u gevry:
‘t Is maar om de Bloem van mijn Maagdoms eere,
En my te brengen dan, in slaverny.
Schoonste Lief den Hemel zoud’ noyt gedogen,
Dat ik zou verloochenen aan u mijn Trouw,
Eerder zou de Vloed van de Zee verdrogen,
Eer ik zoeten Engel u verlaten zou,
Ach mijn tweede Ziel, slaat op mijn uw oogen,
Want ik u verkies voor mijn Egte Vrouw.
Mijn Heer in het Hof kan ik my niet vermaaken,
Ik leef hier gerust in mijn eenigheyd,
Liever wil ‘k buyten met mijn Schaapjes waaken,
Dan van uwe liefde hier te zijn verleyd;
‘k Zeg u dan adieu, wild mijn niet meer naaken,
‘t Is verlooren moeyt’, u van my dog scheyd.
Wel mijn schoon Prinsses mag ik u niet Minnen,
Wild gy niet eens hooren meer na mijn geklag,
Zo moet ik van droefheyd missen mijn zinnen,
Want mijn Ziel alleenig, nauw’ liefde tragt,
Ach hoe pijnd gy my schoone Herderinne,
Zo gy mijne trouwheyd en mijn Min veragt.
Een Heer, ter eer, Zoekt na begeer.
Door Min, met zin, Een Herderin,
Maar ‘t zoet, is roet, En ‘t gaat voor goed.
Zy let, zeer net, Op zijne tret:
Leeft Jeugd, in deugd, Dit Lied met vreugd.
|
|