Vlaardings vissers lied-boek
(1757)–Roeland de Kater– AuteursrechtvrijVoys: Als ‘t begind.Schoon Isabel hoop van mijn leven,
O schoon Godin,
| |
[pagina 23]
| |
Gy zijt de geen die ik mijn Hert wil geven,
Uyt een zuyv’re Min,
Ach wild my voor u slaaf ontfangen,
En kend my voor u Vrind,
Uw trouw aan my verbind,
Want mijn Hert groot verlangen,
In uw’ schoonheyd vind.
Waar toe Ionkman dog zulke reden,
Ik verwonder my,
Dat gy nu toonen komt uw droevigheden
Door dit nieuw Gevry,
Ik ben een Meysjen jong van Iaaren,
Het is nog veel te vroeg,
Dat ik naar u vernoeg,
Met u terstond zou paaren,
‘t Is nog tijds genoeg.
Waarom mijn Lief mijn uytverkooren,
Dat gy wel weet,
Dat ik aan u heb mijn trouw gezwooren
Met een vasten Eed,
De Zon en Maan die zijn getuygen,
Van u trouwe Min,
Ach! ach mijn Engelin
Daar ik my neer voor buygen,
Als voor een Godin.
Verlaat dog al u Corteseren,
Dat mijn benouwt,
Want ik en kan my nog niet rezolveren,
Om te zijn getrouwt,
Zijt gy met liefden overgoten,
Zo vlied’ ik van u,
En zeg mijn Vriend Adieu,
Want ik met mijn Speelnooten,
Wil nog wat spelen nu.
Zullen de tranen van mijn oogen,
Die ik hier stort,
U steenen Hert tot liefde nimmer pogen,
Ik zal mijn doen te kort,
Ach schoon Prinsses wild my aanschouwen,
Die hier mistroostig staat,
| |
[pagina 24]
| |
Eer dat door dit gelaat,
En door dit groot benouwen,
‘t Hert word disperaad.
Ik word beweegd door al u tranen,
En droef gezugt,
Die tot medogen mijn Ionk Hert vermanen,
Door een blijd’ genugt,
Och Minnaar wild u tranen droogen,
En verlaat den rou,
Mijn liefden is voor jou,
Ik zal u genade toonen,
En schenken u mijn Trouw.
Wat vreugd ontfangt mijn Ziel in ruste,
Door dit gemel,
Ik schenk u eenen Ziel vol van welluste
Aan mijn schoon Isabel,
Ik zal mijn Hert aan u bevelen,
Ach ik ben ontsteld,
‘t Is liefde die mijn kweld,
Doet my van vreugde kwelen,
Schoone Hemels veld.
Wel aan laat ons de liefde houwen,
Nog wat gestild,
Binnen een Maand zo zullen wy gaan trouwe,
Zo ‘t den Hemel wild,
Hou daar mijn Trouw is u geschonken,
Ach Minnaar weest gerust:
Ach Isabel wat lust,
Ik word’ van liefde dronken,
Lief nog eens gekust.
|
|