Vlaardings vissers lied-boek
(1757)–Roeland de Kater– AuteursrechtvrijStem: Wie wilder mede al na, &c.Hoord jonge Gezellen
Die t’Zee vaaren al t’saam,
‘k Sal u vertellen
Een Lied zeer aangenaam,
Hoe wy hooren te leven,
| |
[pagina 18]
| |
t’Wijl wy zijn in ons fleur,
Ons tot Godt te begeven,
Ons besten tijd gaat deur.
Want Stormen en Baaren
Komen ons veel aan boord,
Als wy t’Zee vaaren,
In ons Ampt zo ‘t behoord,
Gelijk by Winter-dage
Zomtijds heel veel geschied,
Daar wy dikmaal om klage,
Want het baard ons verdriet.
Laat ons steeds gedenke
Als Godt ons brengt te Land,
En niet Dronke drinke,
Als Zwijnen t’onzer schand,
Maar laat ons voor den Heere
En voor zijne goedigheyd,
Prijzen met Lof en Eere
Van zijne Maiesteyt.
Wild u dog niet begeven
By het Gezelschap kwaad,
Die dikwils hier zwerven,
By Nagten langs de straat,
En na den Speelman loopen,
Met eene Maget fier,
Schreeuwen ende ropen
Met ysselik getier.
Dobbelen en Speelen
Laat van u zijn geweerd,
Vuyle Liedjes kweelen,
Een goed Gezel ont-eerd,
Wild ook by geen Hoeren
Of ligte Vrouwen gaan,
Zy zouden u vervoeren
Al van de regte baan.
Maar wild u eer geven
Tot Godt den Heere goed,
Met uw jonge leven
In een Gezelschap zoet
Zingt Lof den Heere,
Met stigtelijk Gezang,
‘t Zal uw vreugd vermeeren,
Uw gantsche leven lang.
Want als gy gaat vaaren
Weer op de Zee minjoot,
‘t Zoud u ligt bezwaaren,
Als gy geleeft had snood,
Wanneer gy ‘t Onweere,
Of nood kreeg op u Reys,
‘t Zoud uw druk vermeeren
En brengen in ‘t gepeys.
Dus wild gy de Zegen
Hebben op uw arbeyd,
Zo let ter degen,
Wat ons Salomon zeyd:
Die wil dat wy prijzen
Ons Schepper delicaat,
Eer de Hayren Grijzen,
En eer het werd te laat.
Gy Prinsse verheven,
Ionge Luy eerbaar,
Laat ons dog begeven
Tot Godt den Heer voorwaar:
In ons Ionge dagen,
In ‘t bloeyen van ons Ieugd,
Dan zal Godt ons klagen
Veranderen in de vreugd.
Gedenkt u Schepper goed,
Gaat Salomon gewagen,
In uwe Jeugd zoet,
Eer komen d’oude Dagen.
Ook weet hier niemand niet,
Of hy wel lang zal leven,
Dus wild u tot Godt niet
Aan de deugd dan begeven.
|
|