Vlaardings vissers lied-boek
(1757)–Roeland de Kater– AuteursrechtvrijStemme: Als vooren.O Goede Godt Vader geprezen,
Wy danken u voor uw’ goedheyd,
Die gy ons dees Dag hebt bewezen,
Met zeer groote barmhertigheyd.
Voor den Helschen Vyand onvroedig,
Hebt gy ons al te zaam bewaard,
Al loopt hy als een Leeuw verwoedig,
Nogtans leven wy onvervaard.
Voor Zee-roover en kwade Menschen,
Hebt gy ons bewaard ô Heer,
Voor Ziekt en Krankheyd na ons wenschen,
Voor Stormen ende zwaar Onweer.
Somma all’ and’re prykels mede,
Waar door dat wy konden vergaan,
Daar gy ô Heer had groote rede,
Om onz’ Zonde ons te verslaan.
O Vader wild ons t’zame geven
Dees uw’ genade deze Nagt:
Is ook zo lange als wy leven,
Want anders men geen hulp verwagt.
Wild ook uyt wissen onze Zonden,
Die wy hebben gedaan ô Heer,
Dees Dag en ook tot allen stonden,
Vergeeft en werpze in het Meer.
O Wagter Israëls wild gedinke,
Die noyt en slaapt nog sluymert niet,
Hoed ons dat men niet roept wy zinke,
Of een ander’ stem van verdriet.
Maar dat wy in slaap mogen raaken,
En rusten t’zame deze Nagt,
Om Morgen met vreugd te ontwaaken,
En weder krijgen nieuwe Kragt.
| |
[pagina 10]
| |
Vorder Heere wild ons dog geven
Deze genade al te zaam,
Voorspoed en Zegen in dit leven,
En hier na ‘t Hemelrijk bekwaam.
Wy danken u ô Heer, Voor u goedheyd geprezen,
Die gy ons dees Dag weer, Zo vriendelijk bewezen,
Want gy hebt ons nu weer, Bevrijd voor Storm en Baaren,
En and’re prykels meer, Die ons konde bezwaaren,
Wild met u genaad’ fier, Vorder tot ons genaken.
Op dat wy in geen verdriet, d’Aanstaande Nagt geraken,
Maar geeft dat wy bekwaam, Met Vreed rusten deze Nagt.
Op dat wy morgen t’zaam, Weer krijge nieuwe kragt.
|
|