Vlaardings vissers lied-boek
(1757)–Roeland de Kater– Auteursrechtvrij
[pagina 8]
| |
Stemme: Van de Tien Geboden.Wy hebben weder groote rede,
Heer al te danken ongelaakt,
Want gy hebt deze Nagt voorlede,
Zo getrouwelijk voor ons gewaakt.
Ende bewaard voor alle schaden,
En prykels dat wy niet vergaan
En zijn, om ons Zond’ en Misdaden
Die wy zo veel hebben gedaan.
Gy hebt ons voor zwaare Tempeesten,
Voor Ziekte en Krankheyd bevrijd,
Voor Zee-rovers en booze Geesten
Die den Mensche dikmaal bestrijd.
Gy hebt ons ook ô Heer van waarde
Dees u genade weer bereyd,
Dat wy ons Ampt mogen aanvaarde
Het welk gy ons hebt toe gezeyd.
Wild vorder u goedheyd toe zenden
Ons dezen aangevangen Dag,
Op dat wy die met vreugden enden
Bewaard ons altijd voor geklag.
Bewaard ons ook tot allen stonden
Voor twist en oneenigheyd,
En vergeeft onze droeve Zonde
Vergeeft tot in der Eeuwigheyd.
Wild ook uwen Zegen erlangen,
Op onze handen arrebeyd;
En dat wy ook met dank ontfangen,
Het geen gy ons hebt toe geleyd.
Wild ons ook al te zame bringe,
Gezond en fris weder te Land,
Dan zulle wy ook u Lof zinge
Voor uwe goedheyd triumphant.
De Nagt die is verleen, Den Dag komt weêr rijzen,
Dies hebb’ wy nieuwe reen, Om onze Godt te prijzen,
Voor zijne goedheyd groot, Dat wy niet al te zame,
Gestorvan zijn de dood, Om ons Zond’ onbekwame,
Heer gy hebt ons bevrijd, Voor Storm en Tempeeste
Ja ‘t welk den Mensch bestrijd, Rovers en booze Geeste,
Gy hebt ons ook bereyd, Dees Dag ô Heer van waarde
| |
[pagina 9]
| |
Dat wy met vrolijkheyd, Ons Ampt mogen aanvaarden,
Wild vorder ons te zaam, Uwe goedheyd toe zenden,
Dat wy dees Dag bekwaam, Met vreugde mogen enden,
Bewaard ons Heer valjant, Ook voor oneenighede
Maar bind ons met den hand, Te zaam van liefd’ en vreede
Heer geeft u Zegen goed; ‘t Werk onzer hande,
En brengt ons met voorspoed, Te zaam gezond te Lande.
|
|