Vlaardings vissers lied-boek
(1757)–Roeland de Kater– AuteursrechtvrijVoys: Door den Dale kwam ik &c.Bruydegom ende Bruyd eerbaar,
Bruydegom ende Bruyd eerbaar,
Ik wensch u veel geluk al met malkaar,
Ik wensch u veel geluk al met malkaar,
En dat gy mogt leven beyde te gaar,
En dat gy, &c.
In gerustheyd en stilligheyd voorwaar,
In gerustheyd, &c.
Ik wensch den Bruydegom nog eens geluk,
Ik wensch, &c.
Want hy gescheyden is uyt liefdens-druk,
Want hy, &c.
Wat heeft hy menige Nagten daar,
Wat heeft hy, &c.
Gezeten met dees zoete Bruyd eerbaar,
Gezeten met dees, &c.
Die koude Wintersche Nagten lang,
Die koude, &c.
Die vielen onzen Bruydegom zo strang,
Die vielen, &c.
Maar nu zal hy voor zijn verdriet,
Maar nu zal hy voor, &c.
Met zijn Lief slapen in zijn armen, ziet,
Met zijn, &c.
| |
[pagina 43]
| |
Wat heeft ons lieve Bruyd eerbaar,
Wat heeft, &c.
Niet geleden om haar Bruydegom voorwaar
Niet geleden, &c.
Menig Nagt geslapen maar een Uur, of twee
Menig Nagt, &c.
En leed met Dromen ook dikwils onvree
En leed met, &c.
Nog had zy dikwils zwaar verdriet,
Nog had zy, &c.
Wanneer haar Lief voer op de Zee met vliet,
Wanneer haar, &c.
Maar weest gerust onze lieve Bruyd,
Maar weest, &c.
Want deze droeve Dagen die zijn uyt,
Want deze, &c.
Nu zult gy slapen blijd’ en gerust,
Nu zult, &c.
In uw Liefs Armen als u t’zame lust,
In uws liefs, &c.
‘k Wensch u veel Zegens toe, ô lieve Paar,
‘k Wensch u, &c.
En vrugtbaarheyd in ‘t Egte-bed voorwaar,
En vrugtbaarheyd, &c.
‘k Wensch dat men van u al binnen ‘t Iaar,
‘k Wensch, &c.
Mag zien een Zoontje, of een Dogter klaar,
Mag zien, &c.
Dit wensch ik u Lieden ydoon,
Dit wensch ik, &c.
Tot datje ‘er twaalf ziet in eene kroon,
Tot dat ‘er, &c.
Speelnootjes ziet deze lieve twee,
Speelnootjes ziet, &c.
Wat isser vreugden en blijdschap alree,
Wat isser, &c.
Denkt eens wat zal der al vreugde zijn,
Denkt eens, &c.
Als zy zijn beyd’ in haar Slaapkamer fijn,
Als zy zijn, &c.
Denkt het u goed en zijt niet slegt,
| |
[pagina 44]
| |
Denkt het, &c.
Maar wild ook aanvaarden met u liefden Egt,
Maar wild, &c.
Verhoord hem dog die met gebeen,
Verhoord, &c.
U zoekt tot Bruyd en Vrouw, en anders geen
U zoekt, &c.
Verblijd hem met een zoet gelag,
Verblijd hem, &c.
Op dat hy haast zijn wensch verkrijgen mag,
Op dat, &c.
Oorlof Gezelschap minst ende meest,
Oorlof Gezelschap, &c.
Weest dog, al t’zaam vrolijk op deze Feest
Weest dog, &c.
Vaard wel.
Een yder is vol vreugt, Op deze Bruylofs-Feeste,
Een yder is verheugt, Maar zien dog alder-meeste,
Ons Bruydegom minjoot; Na dat hy heeft ontfangen
Zijn lieve Bed-genoot, Waar hy had verlangen.
R. de K. ‘t Is Vissers-werk. |
|