Vlaardings vissers lied-boek
(1757)–Roeland de Kater– Auteursrechtvrij
[pagina 37]
| |
Stem: Het was een fray rijk Borgers, &c.Het Houw’lijk is een goede zaak,
Ingesteld van de Heere,
Op Aarden een Hemels vermaak,
Zo ons de Schrift gaat leere:
Want die twee waard voor dezen,
Zult op Aarde geprezen,
Man en Vrouw, Leven als nouw,
Als een door Liefd’ en trouw.
Godt heeft den eersten Mensch gemaakt,
In ‘t Paradijs verheven,
Dus en is het geen kleyne zaak:
Die wy vinden beschreven:
Want Godt den Heer van waarde,
Maakt uyt den klomp van Aarde,
Den Man getrouw, Daar na de Vrouw,
Van dees Mans Ribbe nouw.
Hierom Vrienden en twijffeld niet,
Of d’Egt behaagt den Heere,
Want Christus door zijn Wond’ren, ziet
Heeft die willen vereeren,
Doen hy ter Bruylofts-Feeste
Genood was, toond’ hy d’eerste
Wonderen zijn, Tot Cana fijn,
Maakt van Water Wijn.
Hierom Bruydegom en Bruyd eerbaar,
Met Godt wild d’Egt beginne,
Gelijk Abraham en Zara klaar,
Wild malkander beminne,
En gelijk Isaac vroedig,
Met zijn Rebecca goedig,
En Tobias certeyn, Met Zara reyn,
Leven in ‘t Aerdsche pleyn.
Bruydegom N: N: eerbaar,
Wild zo met uw Vrouw leven,
Gelijk als dees Voor-vaders daar
In d’Ouden tijd beneven,
| |
[pagina 38]
| |
Minne sou N: N....
Geeft haar eere mits dezen,
Niet straf wild zijn, In nood en pijn,
Maar wild haar helpen fijn.
En gy Bruyd N: N: goed,
Wild N: N: behagen,
Als een eerbaare Vrouwe zoet,
Zeer stil en nedrig dragen,
Want Adam was eerst in wezen,
Daar na maakt Godt geprezen,
Eva de Vrouw, Op dat zy zouw,
Den Adam helpen nouw.
Als gy nu Bruydegom certeyn,
Met u Bruyd zo wild leven,
Dan zal Godt u in ‘t Aardsche pleyn,
Altijd zijn zegen geven,
En uwe Vrouw zeer klaare,
Alhier maaken vrugtbaare,
Veel Kinders schoon, Zal u Persoon
Zien, ja een volle Kroon.
Bruydegom en eerbaare Bruyd,
‘k Wensch dat men binnen ‘t Iaare
Van u mag zien een Ionge Spruyt,
Een Zoon, of Dogter klaare,
Speelnootjens alle beyde,
‘k Wensch dat men ziet geleyde
Yder een voorwaar, Nog binnen ‘t Iaar
Van zijn Bruyd’gom eerbaar.
Vaard wel.
Wat isser meerder vreugd, Op Aard hier beneven
Als dat de Jonge Jeugd, Haar Bruylofts-dag beleven.
Een Dag, een blyden Dag, Daar ‘er zo veel om wenschen,
‘t Welk men bespeuren mag, Byna aan alle Menschen.
Het is een Dag voorwaar, Waarom Jacob verheven
Diende wel Zeven Jaar, Om dees Dag te beleven;
Een Dag die Isaacs rouw, Van Moeder deed vergange
Wanneer hy tot zijn Vrouw, Rebecca heeft ontfange.
Dees Dag, ô zoete Paar! Ziet men nu ook beleven
Dankt dan den Heer voorwaar, Die u bey heeft gegeven.
Dees blyden Dag zeer zoet, ‘k Wensch u de Heer t’zamen
Verbind in d’Egt zeer goed, Met liefd’ en trouwe Amen.
R. de K. ‘t Is Vissers-werk. |
|