Vlaardings vissers lied-boek
(1757)–Roeland de Kater– AuteursrechtvrijStem: Gelijk als de witte Zwanen, &c.Luystert toe Vrinden verheven,
Waarom dat de Klokke slaat,
Om ons gedagtenis te geven
Hoe dat den tijd heenen gaat;
Gedenkt de Schriftuur met behagen,
Elken slag,
Als de Klok een is geslagen,
Met verdrag.
| |
[pagina 26]
| |
1. Gedenkt dan, ô! Mensch ‘t is rede,
Daar is maar eenen Godt,
En ziet een Middelaar mede,
Die ons vrijd van ‘t Duyvels spot,
Een Geloof, een Doop verheven,
Gelooft vry:
Daar leyd ook maar een Weg ten leven,
Dat’s Christy.
2. Slaat de Klokke twee wild denken,
Hoe Godt eerst twee Menschen maakt,
Twee Ligten gink Godt ons schenken,
Na die twee Sacramenten haakt,
Den Doop, en het Nagt-maal ydoone,
Openbaar,
Tweederley Dood gaat ons vertoone,
De Schrift klaar.
3. Als de Klok drie slaat ydoone,
Zo neemt in gedagten dijn,
De drie Eeuwige Persoone,
Die al t’zame Godd’lijk zijn,
Drie Mannen Abraham bezoeken,
Dat’s gewis:
Drie Dagen lang Ionas gedoken,
In d’Walvis.
4. Zo haast de Klok slaat viere,
Gedenkt de vier Winden vry,
Vier Elementen, vier Riviere,
Zijn daar in ‘t Paradijs bly;
d’Vierd’ Monarch is gebooren,
Iesus zoet;
d’Vier Euangelisten wild oorbooren,
Met ootmoed.
5. Als de Klok vijf is geslagen,
Wild Mosis vijf Boeken agt slaan,
Vijf Steenen heeft David gedragen;
Vijf Wonden had Christus zaan,
Vijf dwaze-vijf Wijze Maagden klaare,
Gedenkt dan
Dat d’Heer spijsd’ met vijf Brooden daare,
Vijf-duyzend Man.
6. Slaat de Klok zes wild dan merken,
Hoe Godt zes Daagen arbeyd’ dra,
| |
[pagina 27]
| |
Zes Dagen zult gy ook werken,
Zes Dagen raapt Israël Manna;
d’Zeste Maand kwam Gabriel tot Mary,
Onverzeert,
Zes Vaten Water Christi berey,
In Wijn verkeerd.
7. Denkt, slaat de Klok zeven slage,
Den zevenden Dag Godt rust:
Vierd ook den zevenden Dage,
Iacob diend zeven Iaar, met lust,
Om zijn Lief Rachel verheven,
Iesus trouw,
Heeft zeven Duyvelen verdreven
Uyt een Vrouw.
8. Als de Klok agt slaat wil merken
Hoe Godt Noach heeft gespaard
Met zijn agt Zielen in d’Arke,
En al ‘t Gedierte onbezwaard,
d’Agtsten-dag werde Besneden
Iesus blood,
Troost u met die agt Zaligheden
In uw’ Dood.
9. Slaat de Klok negen, wild vaten,
Hoe dat Christus heeft geschreyd,
d’Negend’ Stond, waar verlaten,
Mijn Godt, mijn Godt, hy zeyd,
Negen Maanden heeft Godt trouwe,
Iesus bewaard,
In ‘t Lighaam Marie Ionk-vrouwe,
Eerz’z hem Baard.
10. De Klok heeft tien, wild na-jagen,
Godes Tien Geboden regt,
In Sodoma, ‘t is te beklagen,
En wasser geen tien opregt,
Tien-duyzend Pond, vind men beschreven
Is ons Schuld,
Bid Godt dat hy ‘t wil vergeven,
Met geduld.
11. Slaat de Klok elf wild vaten,
d’Elf Sterren, Iosephs vroed;
d’Elf Iongers, Christi verlaten:
| |
[pagina 28]
| |
Daar na verscheynd hy dezelve zoet
Den Huys-vader ging t’elf uuren:
Metter daad.
Arbeyders in den Wijnberg huuren,
Alwaar ‘t laat.
12. Twaalf heeft de Klok voorwaare,
Twaalf Zoonen hadd’ Iacob goed:
Doen Christus was twaalf Iaare,
Zat hy by de Leeraars vroed:
Neemt ter herten, wild ontslapen:
‘t Wonder groot,
Doen d’Heer twaalf Korven liet oprapen
Brokken Brood.
Oorlof Vrienden al te zame
Oud en Iong wie dat gy zijt:
Onderzoekt de Schrift bekwame
Na elk eene slag met vlijt:
Gy zult het bevinden even
Als ‘t Lied zeyd:
Want ‘t is den Weg die na ‘t leven
Ons all’ leyd.
Vaard wel.
1. Daar en is maar eenen Godt zeer wijs,
2. Twee Menschen eerst in ‘t Paradijs,
3. Drie eeuwige Persoonen waar,
4. Maar ook vier Euangelisten klaar.
5. Vijf Boeken beschrijft ons Moses,
6. Zes Dagen zult gy werken, zes
7. d’Zevensten-dag rust Godt wild merke,
8. Agt Zielen spaard hy in de Arke,
9. d’Negen-stond viel Christus zwaar,
10. Tien Geboden beschreef Godt klaar,
11. Elf Sterren zag Ioseph vroed,
12. Twaalf Zoonen had Jacob goed.
R. de K. ‘t Is Vissers-werk. |
|