Vlaardings vissers lied-boek
(1757)–Roeland de Kater– Auteursrechtvrij
[pagina 18]
| |
Stem: Edel Arristen koen.Den Schepper in ‘t begin
Schiep Hemel ende Aarde,
Elk Dier met zijn gezin
Hy ook te zamen paarde,
Den Mensch maakt hy van Aarde,
Dog hy was nog alleen;
Doen dagt den Heer van waarde
‘t En is niet goed certeen
Ziet ik wil tot gerijf
Hem ook een hulpe geven,
Doen maakt den Heer een Wijf,
Van Adams Ribbe even,
Wanneer hy was gelegen,
In den slaap zoet en zagt,
Dus heeft den Man verkregen
Een Vrouw uyt zijn Geslagt.
Dit Hof, sprak Godt voorwaar,
Is u lieden gegeven,
Vermeerdert, en zijt vrugtbaar:
Wild malkanderen aankleven,
Met liefd’ en trouwe even,
Dan zal ik u voorwaar
Voorzien met een lang leven,
Dit sprak den Heer tot haar.
Hierom Bruyd’gom eerbaar,
Wild u Vrouwe beminnen,
Weest niet straf tegens haar:
Maar met verstand en zinne,
De Vrouw als een vat teere,
Haar eere geven zaan,
Dan zal u Godt den Heere
In alle nood by staan.
En gy, ô schoone Bloom
Vrouwe Bruyd, wild gehoorzame,
Houd u Tonge in toom,
Geen heerschappy wild rame,
Over u Man verheven:
Maar wild dog stille zijn,
Dan zult gy in dit leven
Veel goeds verwerven fijn.
Als gy, O lieve Twee,
Hier aldus zoekt te leven,
Dan zal u Godes vree
Altijd bystandig wezen.
En ook zijn zegen rijke
Over u schudde t’zaan,
Gelijk hy desgelijke
Aan Abram heeft gedaan.
Ik wensch u Bruydegom
Dat gy alzo meugt leven
Met dees u schoone Blom,
Dan zal haar Godt verheven,
Als eene Wijnstok schoone
Uytbreyden alzo zaan,
Aan den Dis in een kroone
Zullen u Kinders staan
Als Olijf-spruyten zoet
Zeer verr’ en wit ontloken,
Die heeft den Heere goet,
Den Mensche toe gesproken,
Die na zijn wille leven
In liefd’ en eenigheyd,
Die zullen zijn verheven
Tot in der eeuwigheyd.
Oorlof gezelschap goed
Die hier zijn op dees Feeste,
Toond u vrolijk en zoet,
En ook blyde van geeste,
Speelnootjes alle beyde,
‘k Wensch dat men binnen ‘t Jaar
Een yder ziet geleyde.
Van zijn Bruyd’gom eerbaar.
Vaard wel.
Gy zoet en Jonge Paar,
Die in d’Egt zijn getreden,
Ik wensch dat gy voorwaar,
Meugt leven t’zaam in vreeden.
| |
[pagina 19]
| |
Met liefd’ en trouwe zoet,
Dan zal uw Godt den Heere,
Schenken zijn zegen goet,
En u Geslagt vermeere.
R. de K. ‘t Is Vissers-werk. |
|