Vlaardings vissers lied-boek
(1757)–Roeland de Kater– AuteursrechtvrijStem: O schoonste Kreklia.Den Schepper alles goed,
Schiep in den begin, Hemel ende Aard,
Met alle Kruyden zoet,
Ende ook al het Vee zeer wel gepaard,
Den Zesten-dag schiep hy gewis
Den Mensch, maar hy nog alleen is.
En leeft zonder Gezel,
In ‘t Hof daar al ‘t Gediert triumpheert
Maar ziet, den Heer dagt wel,
Dat hy ook wel een Wederpaar begeert,
Ziet daarom heeft hy ‘t zo gemaakt,
Dat Adam in den slaap geraakt.
Godt nam uyt zijnen Lijf
En Rib, en heeft daar van gemaakt een Vrouw,
Al tot des Mans gerijf,
En ook om dat hy haer lief hebben zou:
Want zy was van zijn Vleesch en Been:
Hier om zo zijn zy Twee van Een.
Merkt hier, gezelschap goed,
Hoe heerlijk ook zy den Egten-staat,
Want Godt met liefde zoet,
Haar heeft verbonden in den oppergraat,
En sprak, zijt vrugtbaarlijk geagt,
En vermeerd ‘t Menschelijk-geslagt.
Nog zegt de Schrifture bloot,
Dat Christus d’Egten-staat ook heeft behaagt,
Ter Bruyloft zijnde genoot
Tot Cana, zo ons Iohannis gewaagt
Heeft hy ‘t houw’lijk alzo vereerd,
Dat hy Water in Wijn verkeerd.
| |
[pagina 13]
| |
Hierom, O Bruydegom,
Spreek ik u aan, om dat gy zijt gesteld,
Over dees schoone Blom,
Haar te regeeren met liefdens geweld,
En met haar vriendelijken leeft,
Als ‘t zwakste Vat haar eere geeft.
En gy Vrouw-Bruyd eerbaar,
Zijt gesteld onder uwes Mans gebied,
Want gy weet wel voorwaar,
Hoe Sara haaren Man en Heere hiet,
En Rebecca met groot ootmoed,
Dekt haar aanschijn voor Isaac vroet.
Op uw Huys hebt goed’ agt,
En ook op al het geen u is betrouwt,
En uw Man vriendelijk wagt,
Met liefd’ en vreede al uw’ zaake bouwt,
Dan zal den goedertieren Godt
Uw schenken zijn Zegen tot een lot.
En zal u zeer vrugtbaar,
Als Wijngaard ranken uytbreyden zeer wijd
Als Olijf-spruyten klaar,
Zo zullen u Kinderen staan verblijd,
Aan den Disch in een Kroone fier,
Dus zal den Heer u zeg’nen hier.
Oorlof Heer Bruydegom,
Wild dog in dank neme dees Versjes kleyn
En Vrouw Bruyd, schoone Blom,
De heer wil u verleenen een Spruyt reyn,
Een Zoon of Dogter binnen ‘t Iaar,
Dit wens ik u-lieden eerbaar.
Vaard wel.
Bruydegom opregt
‘k Wensch u Godt wil verbinde,
Met liefd’ en trouw in d’Egt,
Met dezen u Beminde.
En dat hy u voorwaar
Met zegen wil beloone,
Dat u Kinders hier naar,
Staan cierlijk in een Kroone.
R. de K. ‘t Is Vissers-werk. |
|