Vlaardings vissers lied-boek
(1757)–Roeland de Kater– Auteursrechtvrij
[pagina 10]
| |
Stem: Silvester in de Morgen-stond.Beroemt vereend’ Bataafs-geslagt,
Met Pijlen vast gehegt:
Gy hebt door Goddelijke magt,
En Mannelijk gevegt,
De Helden van ons Vaderland,
Die zijn hier van getuygen,
Gy die door Vyer, Zwaard en Brand,
Twee Kroonen hebt doen buygen,
Zy bien ons zelfs de Vreede aan,
Door Godts gena,
Gelijk die nu is af-gedaan,
Binnen de Stad Breda.
Schoon Mars hem toonde fel en wreed,
Om ons te verdrukken neer,
Vulcanus die het Yzer smeed,
Die staakt zijn werk nu weer,
De Goden ryen met malkaar,
Elk scheynd met vreugd omvangen,
Iuyght Hollands-volk, juygt allegaar:
En offert uw Lof-zangen,
Dat strekken mag tot Godes eer,
En Helden vroom,
Op dat geen twist mag rijzen weer,
Of noyt geen Oorlog koom.
Ey! ziet de Suster met accoord,
De Vree omhelzen zoet:
Maar ziet wat brengt de liefde voort,
Merkt wat de Vreede doet,
Zy smijt de Degen uyt de hand,
En grijpt weer groen Olyven,
‘t Beschut men lost en brengt aan kant,
Van de Oorlogs bedryven,
Houd d’Eendragts Pijlen vast in knoop,
Tragt na de Vree,
| |
[pagina 11]
| |
Door trouwe liefd’, geloof en hoop,
‘t Zwaart noyt raakt uyt de schee.
Nephtuyn die eer geen rust en had,
Voor ‘t zwemd’ in Menschen-bloed,
Mars bragt Nephtuyn in een Bloed-bad,
Veel Menschen op haar Vloed,
Die kwamen om het leven, ach;
Door de Metale klingen,
Die Nephtuyn schoon hoe droef geklag,
Noyt deed te voorschijn bringen,
Hier mist de Moeder, Zoon, of Vriend,
d’Ander haar’ Man,
Of Zwager, Oom of Neef, of dient,
Het over-komen kan.
Ey ziet den Buys-man met begeer,
Hy takeld ende bouwt,
Ha Gulde Vryheyd komje weer,
Veel waardiger dan Goud,
Mattroosjen die op Koopvaardy,
Plagt ongerust te vaaren,
Steld nu de onrust aan een zy,
Beploegt Nephtunis Baaren,
Men rooft geen Schepen van ons zaan,
Ey ziet nu vry,
Nephtunis Vloot behouwen gaan,
En brengt ons Waaren by.
Den Ambagts-man die is verheugd,
Door dien hy is verlost,
Want ziet het heeft hem wel geheugt,
Hoe hy gehosse-bost
Wierd op Nepthuyn, en dat hy mag
Zijn Brood aan Land weer winnen,
Weest welkom, welkom Vreede-dag,
Ik met mijn Hert en zinnen,
Heb lang na u gewenst certeyn,
Ons tranen stild,
Van Weduwen en Wezen kleyn,
Vree toond uw’ goedheyd mild.
Lof zy Godt voor uw’ weldaad,
Zy die de Herten buyght,
En ons weer brengt in vrye staat,
Daarom al t’zamen juygt
| |
[pagina 12]
| |
Looft d’Admiralen in ‘t gemeen,
Looft trouwe Capiteynen,
Looft die voor onz’ vryheyd streen,
En ons Vyand verkleynen,
Toond dankbaarheyd en weest verblijd,
Vald Godt te voet,
Dat wy woonen in vreede altijd:
Want Proeven smaken doet.
Proeven doet smaken. |
|