Vlaardings vissers lied-boek
(1757)–Roeland de Kater– AuteursrechtvrijStem: Van de Engelsche Fortuyn.Gelooft zy nu Godt Vader die daar leeft,
Die al wat leeft, altijd het leven geeft,
Van Menschen al en Dieren op het Veld,
En Vissers die in Zee zijn ongeteld.
2 Gelooft zy Hem die door zijn groote kragt
Gezond en fris ons t’zaam heeft t’huys gebragt,
En heeft ons verlost uyt alle tegenspoed,
Het welk den Mensch dikwils veel schade doet.
3 Voor Storm-Tempeest hebt gy ons Heer bevrijd;
Daar voor zal ik U Naam loven altijd,
Voor den Vyand die ons dikmaal bezwaard
Hebt gy ons Heer, de gantsche Reys bewaard.
4 Gy hebt ons weer fris en gezond gebragt
By ons Ouders, en Vrouwen weerd geagt,
By ons Kinders, en de Vrienden bekwaam
Die nog gezond in ‘t leven zijn af t’zaam.
5 Geeft dog, ô Heer, dat wy vergeeten niet:
Deze genaad’ die aan ons geschied,
En uwe goedheyd die gy ons staag bewijst,
Maar dat men U gestadig looft en prijst.
6 Dat wy dog niet met Dronkenschap zo zeer
U tergen, dog aan uw goedheyd, ô Heer!
Maar geeft dat wy met een Hert, al t’zaam,
U loven dog in uwe Tempel bekwaam.
7 En roemen U voor uwe goedheyd groot,
Want gy hebt ons verlost van de dood,
Die wy voor oogen hadden alle daag,
Door Storm-Tempeest, of eenig Vyand graag.
8 Oorlof Vissers die t’Zee vaaren altijd,
En van Onweer, of Vyand, prykel lijd’,
Als gy weer t’huys gekomen zijt gezond,
Looft ende prijst Godes Naam tot aller stond.
Vissers leeft gy bevrijd, Voor Vyand, Storm en Baaren,
Zo wild tot aller-tijd, Godes goedheyd verklaaren,
En als gy komt te Land, Met Godes rijken zegen,
Zo prijst Godts Naam playzant, In zijn Tempel ter degen.
R. de K. ‘t Is Vissers-werk. |
|