Vlaardings vissers lied-boek
(1757)–Roeland de Kater– Auteursrechtvrij
[pagina 4]
| |
Stem: De Reys is nu voor hande.Adieu zeer wel gelegen,
Stad Vlaarding schoon en goed,
Wy hoopen ons te begeven,
Met onzen Stierman vroed,
Op de Noord-zee met spoed.
Adieu mijn Ouders trouwe,
Broeders en Susters jent,
En al ons Vrienden nouwe,
En Borgers wel bekend,
Adieu zeg ik in ‘t prent.
Om ons Neering te dryven
Met Vissen nu ter tijd,
Hoopen wy te beklyven
Dees gantsche Reys met vlijt,
Heer, ons behoeder zijt.
O Heere wild ons geven
Uwen zegen zeer zoet,
Daar wy wagen ons leven,
En ons Koopluy haar Goed,
Yder met goede moed.
O Heer wild ons bewaaren
Voor Stormen en Tempeest,
Voor Monst’ren ende Baaren,
Die ons maaken bevreest,
Behoed ons aldermeest.
En Convojeer ons allen,
Met uwe Eng’len reyn,
Dat ons niet overvallen
Eenig Vyand gemeyn,
Of Roover zeer vileyn.
Spaard ons gezond in ‘t leven,
Dees gantsche Reys valjant,
Tot dat wy ons begeven
Na ‘t aangenaam Holland,
By ons Vrienden bekant.
Op dat wy dan vertellen
| |
[pagina 5]
| |
Uw goedheyd aangenaam,
Voortaan met ons gezellen
En prijzen uwen Naam,
In uw Tempel bekwaam.
Oorlof Vissers ydoone,
Oorlof met goed bescheyd,
Wild dit Lied dog verschoone
Om mijn ongeleerdheyd,
Vaard wel al t’zaam voorzeyd.
Die ons dit Lied ging zingen
Van de Vissers eerbaar,
Hy woonde tot Vlaardingen,
En voer oock t’Zee van daar,
Om te Vissen voorwaar.
Vaard wel.
Heer, als wy onbevreest,
Gaan Vissen op Zee-baaren,
Wild ons voor Storm-tempeest,
Dog altijd wel bewaaren.
En als ons den Vyand
Wil brengen in ‘t benouwen,
Zo hoed ons met uw hand,
Dan blyven wy behouwen.
|
|