Aenleiding tot de kennisse van het verhevene deel der Nederduitsche sprake. Tweede deel
(2001)–Lambert ten Kate Hz.– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |
Grond-slag van geregelde afleiding.
Ga naar margenoot+Tweede Verhandeling.
| |
[pagina 35]
| |
zijn, dringt op ieders Zaeklijk lid een Nadruk, dog wel de sterkste op het voorste lid, dat de soort aenwijst, als Régt-bank, enz: alwaer Bank het generael is, en Régt-bank een Speciael daer van. Onder de Zakelijke Deelen zijn 'er eenigen die in 't Conjugeren Verandering van Wortelvocael onderworpen zijn; dog dewijl de meesten onzer Verba van onze eerste Classis zijn, vind men den meesten hoop Onveranderlijk.
Ga naar margenoot+Van de Onveranderlijke Worteldeelen der Gelykvloeyende VERBA, vermits zij en alle hare Afgeleide Naemwoorden in 't Conjugeren & Declineren eveneens blijven, valt ten dezen opzigte weinig te zeggen; waerom we maer een enkel Voorbeeld daer van geven zullen; als, ons Déél of deil vervat het Wortel- of Zakelijke-Deel van den Infinit: Deelen of deilen; en van hare Verbuigingen, als Déélt, Deele, déélde, déélden, deelende, gedéélt, gedéélde, gedéélden; als mede van hare Afgeleiden Déél-baer, verdééltheid enz:, blijvende dit Zakelijke Deel allesints zonder kreuk: deze tweederhande Dialect van ei en éé strijd hier niet tegen, vermits ze ook in alle de Verbuigingen en Afleidingen plaets heeft.
Ga naar margenoot+Dog de Wortelverandering der Ongelykvloeyende Werkwoorden, die, om gewigtige redenen in onzen Grondslag hier voor ter neder gestelt, het onderwerp onzer Verhandeling zijn zullen, is, benevens de Kennisse van 't geregelde Beloop van die Verandering, schoon tot nog toe van anderen verzuimt, van 't uiterste belang in de Afleiding', en verdient dat we die nettelijk van Lid tot Lid naeloopen, a; waerom we van ijder Classis en hare soorten elk bijzonder zullen handelen, al eer we tot de Voor- en Agter-voegsels van Afleiding overgaen. |
|