XXXV. Hoofddeel.
Van de Yslandsche hulpwoorden.
OM wijders den aert van dezen Kimbrischen Taelstronk nog wat netter te doen kennen, en daer uit te klaerder overtuigt te worden, dat die wel eer van over-oude tijden met onzen Duitschen Tak aen eenen zelfden Stamboom zat, zal ik, eer ik tot de schikking der Verba's overgae, de Conjugatien van de Hulpwoorden Hafa (Hebben), Vera (Zijn), Verda (Worden), en eg Skal of Mun (Ik zal), als mede Vilia (Willen), Meiga (Mogen), en Eiga (even als ons Hébben voor schuldpligtig zijn), vooraf laten gaen, zoodanig als die in de gemelde Yslandsche Grammatica te vinden zijn: waer uit blijken zal dat dezen in hare Onregelmatigheid omtrent net dezelfde streek houden als die van Duitschen Stamme.
Ondertusschen neme men in agt, dat de Yslandsche beneffens de Kimbr: en Deensche V omtrent uit te spreken is, als tusschen onze V en W: en de Yslandsche ø tusschen a & u / volgens Run: Jonasz; dat is omtrent als onze EU, dog kort; zo dat het Yslandsche Nøs / Nasus, weinig in klank verschilt, van ons Nederduitsche Neus.