met Scealdan / debere, gebruikt, hebbende in Praet: Sceolde / als Thaet se Haeland sceolde Sweltan (d: i: Dat de Heiland zoude of moeste sterven). Joh: XI. 51. in dezer voege ook
Ic Sceal / thu Scealt / he Sceal.}
We / ge / & hi Sceolon.} |
Daelan / dividam, &c. |
Ook wel met Willan / als, ic wil Daelan / dividam, &c.
Dit zij ook gezeit voor de Verba van de andere Classes.
Praeter: Imp: Pers: & Plusquamperf: Ind: & Subj:.
Sing: |
(1 & 3. P:) ODE / EDE / DE of TE; (2. P:) ODEST / DEST of TEST. |
Plur: |
(1. 2. & 3. P:) ODON of DON of TON. |
als, |
Ic & he Daelode / thu Daelodest.
We / ge / & hig Daelodon. |
Imperat: |
2. Pers: |
{Sing: A (of E) / als Daela.
{Plur: ATH / als Daelath.} |
Partic: |
{Praes: ENDE / als Doelende.}
{Praet: OD (of ED / als Daeled / ge-Daeled.} |
No: 2. in Infinit: op IGAN of IGEAN / &c.
Dezen, eveneens als de Voorgaenden van No: 1. mits dat IG voor ieders Terminatie kome; waer bij ook valt aen te merken, dat 'er zeer dikwijls, bij wegsmelting, de GE of G word uitgelaten, en zelf wel de I met-een; als wanneer dan deze soort in de andere verloopt; 't gene gants niet wonderlijk voorkomt, als men bedenkt, dat mooglijk de Angel-Saxische G alhier eveneens omtrent als de hedendaegsche Fransche G, voor de E staende, zij uitgesproken geweest.
Voorts, ten opzigte van dezen Plural: op ON / zo bij 't Praesens Subj: als bij 't Praeterit: Indic: & Subj: is ook te zeggen, dat die Terminatie, wanneer 't Pronom: Person: agter 't Werkwoord geschikt werd, dikwijls in eene enkele E / verwandelt, als, Hu ne witegode we: Nonne prophetavimus?
Zoo bij deze Verba, als bij die van de andere Classes, word ook het Praeterit: Perfect: & Plusquamperf: , somtijds, hoewel, zeldsaem, met het Hulpwoord Haebban aengewezen; als.
Hig Habbath him gegoten; (Zij hebben zig gegoten) Exod: XXXII. 8.
Thaet Rachel haefde forstolen; (Dat Rachel hadde gestolen) Gen: XXXI. 31.
Thaet ge habbath Broht; (Dat gijlieden hebt gebracht) Gen: XLVI. 32.