| |
| |
| |
Regelen van de gemeenlandsche dialect.
Dat is REGELEN OF WAERNEMINGEN, Wanneer men Y moet gebruiken, en wanneer EY (of EI); als mede bij welke Woorden, of de Harde, of de Zagte lange EE, en OO, in Gemeen-landse Dialect plaets hebben: tot redding voor die genen, die in de Vitspraek het Onderscheid missen; en tot bevestiging voor hen, die 't hebben.
NB. Behalven de hier voorgemelde Merkteekenen van verkorting op pag: 165, zullen wij nog ook deze volgende gebruiken.
() DE invoeging van een Vocael of Diphtongus, tusschen twee haekjes beteekent, dat het zelve woord ook zoodanig word gebruikt, zonder van zinbeteekenis te veranderen; als, Vogel (eu) wil zeggen, dat Vogel en Veugel het zelfde beduiden.
† Dit Kruisteekentje strekt tot aenwijzing, dat het woord, bij welk het gevoegt staet, thans bij ons veroudert of in onbruik is; hoewel meest-al te vinden bij Kiliaen's Dictionarium, Ao. 1599 uitgegeven.
I. | CL: Beteekent Eerste Classis, van welke de Verba Eenparig- of Gelijk-vloeyend zijn, zonder in de Tijd-veranderingen van Wortelvocael te verwisselen; als Leiden (ducere), Leidde (duxi), Geleid (ductus); enz: |
II. | CL: Beteekent Tweede Classis, welker Verba Oneenparig- of Ongelijk-vloeyend zijn, veranderende van Wortelvocael in Praeter: Imperf: en in Particip: pass: bij ons eveneens; als bij Lyden (pati), in Praet: Leed, in Part: Geleden; en Schieten (emittere telum &c:), in Praet: Schoot, in Partic: Geschoten; en Sluiten (claudere), in Praet: Sloot, in Part: Gesloten: enz. |
| tr: of b: o: Beteekent translativè, of bij overdragt, of oneigentlijk. v: afkomstig van. d: v: daer van komt af. w: v: waer van afkomstig is. h: t: hier toe behoort. w: t: waer toe behoort. en contr: beteekent contractè of ingetrokken. |
| |
| |
| |
Regelen of Aenmerkingen wegens de Y, en de EY (of EI).
| |
I. Regel; wegens de Y.
De Oneenparig- of Ongelijk-vloeyende Verba, die van Wortel-klinker veranderen, en wij van de II. CL: noemen, vallen in Infinitivo, nogte in 't Praesens, nimmer op EY (of EI), maer wel op Y. als Lyden (pati), in Praet: Leed, in Praeter: partic: of Partic: passiv: Geleden. En de Y blijft heerschen bij het Praes: in Sing: & Plur:, zo in Indicat: als in Subjunct:. Aldus dan ons,
Bedyden, Bedyen, Bedygen I. & II. CL: proficere, augescere; F-TH, thihan / gethigan / furethigan proficere, augescere; A-S, Theogan / contr: theon proficere; zo mede bij ons Dyen &c: proficere &c. |
Bedryven, Agere, committere, exercere; w: v: Bedrijf, actio, commissum, zie Dryven, bij deze Regel. |
Be-lyden, confiteri, van † Lyden, narrare; dus bij Melis Stoke in den nieuwsten druk v: Ao. 1699, pag: 85 en 106, Lyen, voor Verhalen, als ik hoer lyen / en hoerde ik lyen / w: v: † Beleid, nu Belijdenisse, confessio. |
Zig Belyden, parcè se sustinere aliquare, van Lyden pati, Ysl: Lyda pati. |
Benyden, † Nyden, invidere, I. en II. CL: w: v: Nyd invidia, M-G, neiths / Ysl: nyd / A-S, nith / AL: niith & nith: en ons Nyd-nagel, H-D, neid-nagel / reduvia. |
Be-zwyken, † Zwyken, deficere, F-TH, biswichan / A-S, swican. w: v: ons † Zwijk, defectio. |
Be-zwymen, † Zwymen, animo deficere, I. en II. CL: w: v: Zwijm, Zwijmel, sopor, vertigo; & d: v: Zwijmelen I. CL: vertigine laborare; wijders Verzwijmen, hallucinari; en Ontzwijmelen, expergisci. |
† Byden II. CL: morari; A-S, abidan / II. CL: dog nu bij ons Beiden, I. CL. |
Byten, mordere, mandere; A-S; bitan / Ysl: byta, mordere; w: t: ons Iet toebijten, procaci lingua quid proferre; M-G, audbeitan / increpare; en ons Iet in 't Oor bijten, in aurem aliquid dicere; Wijders h: v: Bijt, apertura glaciei, cuneo vel securi facta; en d: v: Bijten, I. CL: glaciem frangere securi; voorts ons Ontbijten II. CL: jentare; w: v: Ontbijt, jentaculum; en zig Verbijten II. CL: continescere se mordicus. |
Blyken, patere, w: v: Blijk, indicium, en Blijkelijk, conspicuus. |
Blyven, † Be-lyven, † Lyven, manere, sistere; A-S, belifan / lifan / Ysl. blyfa. w: t: Lyf, Corpus vivens, A-S, lif / vita; en lif-leas / inanimus. |
Dyden, Dyen, Dygen, zie Be-dyden. |
Dryten, pedere, cacare; Ysl: dryta / |
| |
| |
w: v: Drijt, Stercus, sordes; Ysl: drit. |
Dryven, agere, impellere, fluitare; & caelare &c.; M-G, dreiban / A-S, drifan / F-TH & AL: triban / driban / Ysl: dryfa / zie pag: 171; h: t: ons Drijf-hamer, marculus; en ons Bedrijven, agere &c:; zie hier voor. |
† Dwynen, disparere; A-S, twinan & dwinan; zie Verdwynen. |
Ge-lyken, zie Lyken. |
Glyden, Glyen, Labi; A-S, glidan / labi; en M-G, ingaleithan / introire; en A-S, glid / lubricus. |
Grynen, flere, plorare; w: v: † Grijn, Grijns, os distortus, risus falsus, & larva; w: v: Grynen I. CL: subridere; en Grijnen I. CL: en Grijniken, I. CL: ringere, flere puerorum instar; A-S, grenian / grinian. Wijders ons Grijnkel, risus equinus; w: v: Grijnkelen I. CL: subridere. |
Grypen, prehendere, proripere; M-G, greipan / Ysl: grypa; w: t: ons Grijpvogel, Gryps; en Be-grijpen, comprehendere, continere, intelligere; w: v: Begrijp, comprehensio, captus; en Kort begrijp des inhouds, argumentum; enz: |
Hygen, I. en II. CL: oul: ook Gygen, anhelare. |
Hyschen I. en II. CL: sublevare, trochleâ sustollere. |
Kyken, videre, circumspicere; w: v: een Kijk-uit, specula; en Uit-de-kijk, extremè; en Kijker, Verrekijker, Telescopium. |
Kyven, rixari; w: v: Kijverije, rixa. |
Knypen, comprimere, arctare; w: v: † Knijpe, knip, decipulum &c.; en A-S, cnif / culter; bij ons Knip-mes, novacula. |
Krygen, II. CL: acquirere; w: v: Krijg, bellum; en d: v: Krijgen I. CL:, bell o concertare; en Krijgel; Zelus; & pertinax. |
Kryten, II. CL: plorare, ejulare. |
Lyden, pati; & olim ire, praeterire; quin etiam narrare; M-G, leithan / galeithan / A-S en AL: lithan / ire, transire, fluctuare; F-TH, lithan / ire, & pati; en Ysl: lyda / pati; h: v: onze spreekwijze Het lyd zo lang, tam diu est; Ysl: thad lydur; en ons Lijde, lije, lij, dolor, angustia; en † Lijde, lijd † , lije, transitus, meatus, gradus, gressus; en Lijde, lije, lije-boort, latus navis depressum, en deur-lijd † , transitus; van † Deur-lijden II. CL: olim transire, nunc perpeti: Voorts Lijdig groot, permagnè; en Lijd-den-tijd, of Tijd-lijd, homo ignavus: zie verder Be-lyden, Over-lyden, en † Verlyden: dog Leiden I. CL: ducere, zie bij de II. Reg. |
Lyken, Gelyken, II. CL: Assimulare & placere; w: v: Gelijk, similis; M-G, leiks / galeiks / A-S, lic / gelic / AL: & F-TH, lih: w: v: 't M-G, leikan / galeikan; F-TH, gelichan / A-S, licean / gelician I. CL:, placere. Wijders h: t: ons Gelijk, simul, aequalis; & justum; en Ongelijk, injustum, iniquum. Dog † Lyken, funerare; zie bij de II. Reg: |
† Lyven, manere; zie Blijven. |
Myden, Myen, Vermyden, I. & II. CL: Evitare; A-S, mithan / latere. |
Mygen, Mejere; A-S, migan / gemigan / Ysl: myga. |
Nygen II. CL: inclinatum esse, propendere; M-G, hneiwan & hneigan / II. CL: Ysl: hnyga. Dog ons Neigen I. CL: flectere; zie bij de II. Reg: en bij de Lijft van Vergelijkinge. |
Nypen, Arotare, comprimere, A-S, hnipan / concidere; w: v: ons Nijp-tange forceps dentatus. |
Onder-wyzen, docere; w: v: Onder- |
| |
| |
wijs, instructio; van Wyzen, monstrare; zie in 't vervolg. |
Ontbyten, w: v: Ontbijt, zie bij Byten. |
Over-lyden, vitâ decedere, transire; van Lyden † , ire. Dog Overleiden I. CL: traducere, zie bij Leiden onder de II. Regel. |
Pryzen, laudare, w: v: Prijs, laus. |
Quynen I. en II. CL: languere; A-S, cwinan. |
Quyten, solvere, praestare; accepto ferre; w: v: Quijt, solutus, amissus perditus; w: t: Quijt maken, missum facere; en Quijt geraken, amittere, distrahere; en Quijt zijn, destitui, frustrari, disperdere; en Quijt schelden, remittere debita. |
Ryden, equitare, motitare; A-S, ridan / Ysl: ryda. h: v: ons † Rijder, † Ridder, † Rijdter, A-S, hridr / hriddel: cribrum; en ons † Rijde, † Ridde, A-S, ride-rohte/& hrith-adl / febris; en ons † Ryder, Ridder, A-S, ridda / Ysl: riddare / eques; en Rijder, nummus aureus Equitis effigie; en Rijder, cuniculus mas; en † Rijder, † Rijer, radsperre, sufflamen; en † Rijde, † Rije, tremulus; w: v: Rijderen, Rijeren, I. CL: tremere, & sufflaminare. Wijders ons Be-ryden II. CL: inequitare. Dog Be-reiden I. CL: parare, zie bij de II. Reg: |
Rygen, Ligare, ordine nectere; w: v: Rijge, Rije, Ordo, series, regula, en Rijchel, Richel, regula, repagulum. |
Ryten, Findere, rimas agere; M-G, diskreitan II. CL: scindere; w: v: † Rijte rima, canalis; A-S, rit / ryt / spicae, w: t: ook ons Rijter, cribrum; als met reet-wijze openingen. |
Ryven I. en II. CL: radere, fricare; Ysl: ryfa / lacerare, w: v: Rijf, Rijve, rastrum, en Rijffel, rasura, & tr: sortitus, w: v: Rijftelen I. CL: radere, scalpere, rapere; & tr: ludere tesseris. |
Ryzen, surgere, assurgere; M-G, reisan II. CL: A-S, arisan / Ysl: rysa: w: t: ons Verrijzen, resurgere; en w: v: Rijzig, procerus; en Rijs, Rijzeren, sarmenta, virgulta; AL: ris; & A-S, risc / & hris, juncus, frondes; en ons Rijs, surculus, virga, & tr: Virga virilis; w: v: ook Rijzen I. CL: mejere; als mede Rijsselen, Risselen I. CL: A-S, hristlan / strepitu levi movere surculorum instar; w: v: Rijsseler, lectus è stramento. Dog Reizen I. CL: proficisci, zie bij de II. Regel. |
Schynen, splendere, fulgere, apparere, videri; M-G, skeinan II. CL: A-S, scinan / AL: scinen / Kimbr: en Ysl: skyna / w: v: ons Schijn, splendor, forma; Ysl: skin / fulgor; A-S, scin / phantasma, nebula; en ons Schijnfel, splendor, nitor; en Aenschijn, ook † Voorschijn, Facies; w: t: te voorschijn, in aspectu, coram; Voorts Verschijnen II. CL: comparere; obire tempus constitutum; cadere; w: t: Verschijndag, dies solutionis; & dies conveniendi. |
Schyten, pedere &c.; w: van Schijt † , contr: Schit, foria; A-S, scitta / stercus, en A-S, scitan / cacare. |
Schryden, Beschrijden, Overschrijden, varicari; A-S, scrithan / vagari, commeare; w: v: ons † Schrijde, passus. Dog Schreiden I. CL: plorare; zie bij de II. Regel. |
Schryven, scribere; F-TH, scriban / scriban / & scriphan / scribere; A-S, scrifan / delictorum confessiones exigere; w: v: ons Schrijver, † Schrijve, scriba, auctor, scriptor; Ysl: skrifare / scriba. |
Slypen, acuere, atterere; w: v. Slijp, AErugo ferri, scobina; Dog Sleipen
|
| |
| |
I. CL: trahere &c. zie bij de II. Regel. |
Slyten, Terere, consumere; vendere; A-S, slitan / slytan / F-TH, slizan / Ysl: slyta / rumpere, scindere, findere; w: v: ons Slijte, slijt, Tritus; tabes; consumptio, distractio, venditio frequens mercium; A-S, slite / fissura, rima, ruptio. |
Smyten, Projicere, percutere; & olim inquinare; A-S, smitan / besmitan II. CL: inquinare, polluere, & M-G, bismeitan II. CL: ungere, linere. |
Snyden, scindere, sculpere; metere; castrare; AL: snidan / scindere; M-G, sneian II. CL: metere; & sneitahan II. CL: mactare; A-S, en F-TH, snidan / snithan / secare, putare, mactare, dolare; w: v. ons Snijder, scisscor, sculptor, & sartor; A-S, snidere / scissor: en ons Snijdsel, segmen: Voorts h: t: ons Be-snijden II. CL: circumcidere. |
Splyten; Findere, hiulcare, dehiscere. |
† Spygen, † Spyen, Spuere; M-G, speiwan II. CL: en A-S, F-TH, en AL: spiwan; w: v: ons † Spijge, † Spije, cataracta. |
Spyten, indignari, pigere; w: v: Spijt indignatio; en Spijtig, indignabundus, contumeliosus, miserandus. |
Stygen, scandere, elevare; M-G, steigan; A-S, en F-TH, stigan / gestigan / ascendere; Ysl: styga / pede premere; w: v: ons † Stijg, acclivis; en Stijg-bogel; A-S, stiga-rapa / stapia; en ons † Stijg, vicenarius; als een Stijg Eyeren, vicena ova; zijnde een bequame opstapeling om te koop te staen. |
Styven, Firmare, amylo linteum subigere; w: v: Stijfsel, amylon; en Stijf, rigidus, durus, obstinatus; A-S, stife: w: v: ons Stijven I. CL: A-S, stifian / intendere, rigidum facere, corroborare. |
Stryden. certare; F-TH, stritan: w: v: Strijd, Acies, pugna, bellum; A-S, strithe / Ysl: stryd / certamen; AL: striiti / sectae. |
Stryken, stringere, palpare; collinere; tendere, vergere; remittere; considere; A-S, strican / vehi, tendere; w: v: ons † Strijker, Strijk-stok, Hostorium; & radius Chelydis, Wijders h: t: ons Ver-strijken, relinere; & abire; dit laetste zegt men van de Tijd. |
Tygen, Tyen, † Tyden, trahere; tendere, vergere; & tr: narrare; & accusare; M-G, gateihan / II. CL: narrare; en A-S, teon / ducere, trahere, protrahere; & accusare; F-TH, zirhan / trahere; Germ: zeihen / trahere; w: v: ons Be-tijen, ulterius tendere; en Be-tijgen II. CL: accusare. Wijders h: v: ons Getijde, Tijde; Getije, Tije, AEstus marinus; tempus opportunum; statio anni; preces horariae; en Tijd, A-S, tyd / tyde / tempus opportunum; als 't beloop der dingen aenwijzende; w: t: ook Tijdinge, nuntium; en Tijdig, opportunus, maturus; en Tijdige koe, Tijd-koe, vitula, bucula, junix; en Tijd-verdrijf, Ludicrum, delectamentum; en † Tijd-lijd, Oblectamentum; & homo diem ignaviter transigens; enz. |
Ver-dwynen, evanescere; zie † Dwynen bij deze Reg: |
† Verlyden, transigere, praeterire, transire, & tr: obire mortem, quin etiam consiteri; van † Lijden, ire; & narrare; zie Lyden & Belyden hier voor: Wijders h: t: ons † Verlijd, Confessio; transitus, mors. Dog ons Ver-leiden I. CL: deducere, zie bij de II. Reg: op Leiden. |
Verwyzen, Damnare; v: Wijzen, judicare; zie in 't Vervolg. |
† Viden, † Vyen, † Vygen, odio ha- |
| |
| |
bere; M-G, fiwan / AL: fien / A-S, fiwan / fian / figan; w: v: ons Part: praes: Vijand, inimicus; M-G, fiands; Kimbr: fiand; A-S, fynd / feond; AL: fiant; F-TH, viende; Ysl: fiande: Wijders ons Vijandinne, inimica. |
Vysten I. en II. CL: pedere; w: v: † Vijste, status ventris; en Vijfter, moretum aliatum, ventris status provccans. |
Vryden, Vryen I. en II. CL: amare, blandimentis deprecari; M-G, frijon / I. CL: amare; w: t: ons Ontvrijen, ambiendo praeripere amicam; en w: v: ons Vrijder † , Vrijer, Procus, amp tr: juvems; en Vrijfter, Amasia, virgo nubilis; als mede † Vrije, † Frije, Venus Dea; van de Heidensche Voorouderen als eene Godheid ge-eert; w: v: ons Vrijdag, A-S, frige-doeg / Dies veneris; F-TH, Frige-tag. Dog ons Vryden, Vryen I. CL: liberare; zie bij de II. Reg: |
Vryven, Wryven, terere, atterere, fricare; w: v: Vrijver, tritor. |
Wyken, cedere; A-S, wican / Ysl: vykia: F-TH, wichan / w: v: ons Wijk, Perfugium, propugnaculum; & flexio, cessio; M-G, weih / vicus, castellum; en A-S, wit / wyce; Ysl: vyk / vik / sinus terrae. |
Wyten, adscribere, imputare, incusare; A-S, witan / edwitan / inculpare; en M-G, idweitjan / I. CL: exprobrare; w: v: ons † Wijte, Verwijt, incusatio, reprehensio; en ons Verwijten, II. CL: M-G, farweitjan I. CL: inculpare. |
Wyzen, monstrare, indicare, ostendere; & tr: judicare, decernere; A-S, wisan / docere, monere; w: v: ons Wijs, sapiens, prudens, sagax; A-S, wis / wise / Ysl: vys; w: t: ons Wijze vrouw obstetrix; en Wijs maken, persuadere & doctum facere; en Wijs-heid; A-S, wis-dom / sapientia. V-orders b: o: ons -wijs, -gewijs, instar; en Wijze, modus, mos, forma; A-S, wisa / wise. Wijders ons Wijzer, monstrator, index; & index horologii; & olim judex: en ons Verwijzen II. CL: damnare. Dog ons Wijzen, judicare, vind men ook als I. CL: gebruikt, en h: v: ons Gewijsde, res judicata, dus ook A-S, wisian I. CL: docere, monere; en Ysl: vysade / monstravit; zie verder ons Onderwyzen II. CL: instruere, hier voor. |
Zygen, Percolare; en Zijgen, Nederzijgen, Inzijgen, labefactare, deficere; M-G, sigan III. CL: A-S, sigan / gesigan; AL: gesigen / Kimbr: en Ysl: syga / cadere, excidere, labi: h: v: ons Zijge, colum. |
Zwygen, tacere; F-TH, en A-S, swigan / swygan. |
† Zwyken, zie Be-zwijken. |
† Zwymen, zie Be-zwijmen. |
Voorts dezer aller verdere Verba Composita, en Derivativa Nomina.
NB. De bovenstaende Verba, agter welke. I. en II. CL: gevoegt staet, worden thans meestentijd in de Steden als I. CL: en op 't Land nog als II. CL. gegebruikt.
| |
| |
| |
II. Regel; wegens onze EY en Y.
I. Het gaet vast, dat de Ongelijk-vloeyende Verba (gelijk bij de I: Regel vermeld is) nimmer op EY accenteren, en dat alle die op EY aenslaen, van de I. Classis, dat is, Eenparig- of Gelijk-vloeijende zijn, zonder Vocael-verwisseling, als Leiden (ducere), in Praet: imperf: Leidde, & in Part: pass: Geleid.
II. Evenwel zijn 'er ook etlijken onzer Verba, welke op Y den Klemtoon ontfangen, en niettemin mede tot de I. CL: behooren, vermits afgeleid van eenig diergelijk woord, als Byten I. CL: (glaciem frangere securi), in Praeter: Bytte, & in Part: pass: Gebyt; zijnde ontleent van Byt (Apertura glaciei) enz:; gelijk ook alle onze Verba derivata altoos van de I. Classis zijn.
Om nu deze beide Waernemingen vrij te houden van verwarring, voor den genen die in de Afleidinge niet vast genoeg staet, zo zullen we deze tweederhande Verba van de I. CL:, ijder bij zijn soort, onder twee Lijften betrekken; terwijl de medegetuigenisse van de Oude Vermaegtschapte Talen de egtheid van 't onderscheid bevestigen zal; alles te schatten volgens de Dialect-Regel hier voor in onze 9. Redewiss: § XI. bijgebragt.
Wegens onze EY (of EI). |
Wegens de Y. |
A. |
A. |
Arbeiden, Laborare, moliri; M-G, Arbaidjan / I. CL: AL: en F-TH, arbeiten / w: t: ons Arbeid, Labor, & tr: nixus; en Arbeidsaem, laboriosus; zie ook in de Lijft van Vergelijkinge. |
|
B. |
B. |
Be-leiden, Dirigere; w: t: Be-leid, di- |
Bedyen, Dyen I. en ook II. CL: zie bij de I: Reg: |
| |
| |
rectio; zie bij Leiden, ducere; onder deze Lijst.
Beiden, Ver-beiden, morari, exspectare; dog M-G, beidan / A-S, abidan / II. CL: enz: Zie bij de Lijste v: Vergel: als ook de voorg: Regel op † Byden.
Be-reiden, † Reiden ( † éé), parare, praeparare; A-S, raedan / regere; w: t: ons † Reid, Rééd, cito, paratus; en Bereids, jam jam; en Be-reidsel, apparatus; zie verder † Reiden; als mede de Kanteek: op Reed bij de I: Reg: weg: de e.
Bleiken (éé) Albefacere; A-S, blacian / pallescere; v: Bleik (éé) candidus, albus, pallidus; A-S, blac / pallidus; en blaece / pallor; w: t: ons Bleik (éé) Solarium; locus albefaciendi. Zie ook de Kantteek: op Bleek bij de I: Reg: weg: de E.
Breiden (éé) Amplificare, dilatare, & tr: nectere telam, contexere rete; voor welk laetste we ook zeggen Breyen (ae), A-S, braedan / extendere; h: t: ons Breidel, habena, quae in reticuli modo contexi solet; w: v: Breidelen, I. CL: frenare; en Ontbreidelen I. CL: frenos detrahere. Zie verder ons Bréed in de Lijft van Vergelijkinge. |
Be-dyken, aggere munire; A-S, dician / vallare; v: ons Dijk, agger; en A-S, dic / vallum.
Be-klyven, adhaerere; & concrescere, proficere; A-S, clyfian / adhaerere; van ons Klijf, † Klijve, hedera, lappa; A-S, clife / clibe / agrimonia, lappa.
Be-nyden I. CL: en ook II. CL: zie bij de. I. Regel.
Be-slyken, luto maculare; v: Slyk, lutum.
Be-vlytigen, zie † Vlytigen in deze Lijst.
Byten, glaciem frangere securi; v: Byt apertura glaciei, securi facta; dog ons Byten II. CL: mordere; zie bij de I. Regel.
† Byzen, aestuare; v: Bijze, tempestas, Boreas; w: t: Bijzig, ook † Beizig, aestuosus; en Bijster, enormis, demens, ferus, nocens; w: v: Verbijsteren I. CL. confundere, destruere; w: t: ook 't Ital: Bizzarro, en 't Fransche Bizarre.
† Bryzen, friare; A-S, brysan / conterere; w: v: ons Brijzel, Brijzelken, mica; en d: v: Brijzelen I. CL: friare, confringere; en Verbrijzelen I. CL: confringere; w: t: ons Brij, puls, pulmentum; A-S, briw / briig. |
C. |
C. |
|
Cyfferen, zie bij de VII. Regel. |
D. |
D. |
Deilen (éé) dividere, partire, & tr: judicare; M-G, dailjan / I. CL: enz: w: t: deil (éé) pars; Zie verder Deelen bij de Lijst van Vergelijking.
Deinzen, Deizen, retrocedere inclinari.
Dreigen, minari; A-S, threginge / correptio; & threagan / threigan / increpare.
Dweilen, tergere; v: dweil, voor dwe- |
|
| |
| |
gel, peniculus, afkomstig van 't verouderde † Dwegen, † Dwag, gedwogen, lavare; welk particip: bij Kiliaen nog te vinden is: M-G, thwahan / thwoh / twhahans / lavare; A-S, thwehan / thwean; Zie ook bij de V. Regel op Dweil. |
|
E. |
E. |
Eigenen, proprium dicare, tribuere; v: Eigen, proprium: M-G, aigin / enz: Zie verder in de Lijst van Vergelijking.
Eindigen, éndigen, finire; v: Eindig, endig, finitus; desinens; v: Einde, ende, finis; A-S, aende: en † Einden, enden † , finire; en Vercinden † , finem capere, pervenire.
Eischen, postulare, A-S, aescian; w: t: Eisch, A-S, aesca / postulatio, requisitum; oulinks ook Heischen, postulare.
Eizen † , zie Yzen, horrore perfundi; M-G, aistan / revereri; en A-S, egeslic / en F-TH, egeslich / terribilis. |
|
F. |
F. |
Feilen (ae) errare; v: Feile (ae) error, crimen; A-S, faellan / scandalizare.
Feilen, tergere, peniculo mundare pavimentum; v: Feil, peniculus. |
† Fryten, Fruiten, Frigere; v: Frijt † , frictum. |
G. |
G. |
† Gereyen, † Greiden, † Greiten, standr:, placere; en Misgreiden † , displacere; w: t: † Greite, aviditas. Zie Gretig bij de Lijst van Vergelijking.
Geilen, lascivire; van Geil, lascivus; A-S, goelsa / Luxus; en gaelnysse / ardor; enF-TH, geila / superbia; dog bij ons oul: ook Gijlen, Gijl.
† Geinsteren, Gensteren, scintillare; v: Geinster, Genster, scintilla.
† Geisen, curare, mederi.
† Gleisen, nitere, splendere; en † Gleisenen, fingere; v: Gleye, terra figulina |
Geryven, zie Ryven, hier bij deze Lijst.
Gylen, fervere, chylum emittere; v: Gijl, chylus; zie bij de VII. Reg.
Gylen † , fallere, ludificare; w: t: Afgijlen † , eblandire, expalpare; en Begijlen † , decipere.
Gyzelen, obsidem capere; v: Gijzel † , nu Gijzelaer, obses; A-S, gisel / gisle / gysel; w: t: Gijzeling, custodiae.
† Glysteren, scintillare; v: Glijster, ook Gleister, scintilla; A-S, glisigena / coruscans. |
| |
| |
scintillans; w: t: Gleye pot, urceolus fictilis: en Gleister † , scintilla. Zie ook de Kantteekening bij Gleed, bij de I. Reg; weg: de e.
† Greinzen, ringere; van † Greins, larva, &c; zie de Kantteek: bij Green bij de I: Reg: weg: de e. |
Gryzen, canescere v: Grijs, canus.
Gryzen † , horrere; v: Grijze † , horror; w: t: Afgrijzen, horrere; en w: v: Afgrijselijk, horribilis.
† Grynkelen, subridere; en Grijnzen † ringere; zie Grynen I. CL: en II. CL: bij de I. Reg. |
H. |
H. |
Heiden, Heideren, coruscare, clarescere.
Heyen, fistucare; w: t: Heye, Hei, fistuca; oul: ook Hyen, en Hye.
Heilen (éé) Sanare, mederi, curare; A-S, haelen: w: t: ons Heil, salus; en On-heil, malum; en † Heil(éé) sanus, integer; M-G, hails / AL: heil / A-S, hael / salus, sanus, integer; en Heiland, A-S, haelend / Salvator; en Heilig, sanctus, A-S, halig; w: v: Heiligen, sanctificare; en Heilig-avond, feriae praecedaniae, & tr: tempus remittendi labores; en Heilige dag, Dies festus, sacer. Zie verder in de Lijst van Vergelijking.
Heimen, Heinen, sepire, obvallare; w: t: Heim, Heiming, Heining, Sepes, sepimentum; en † Heim, Domus; Patria; & locus natalis; A-S, haem / ham / habitatio; Ki: en AL: heim / Fris: & Sic: heym / mansio, domus: wijdersons Heim-raed, Curator, Praefectus aggeribus curandis; M-G, haima / ager, vicus, castellum; & haimothaia / agros; en ons Heim † , Geheim, secretus; w: t: Heimelen † , abscondere; w: v: Heimelijk, occultus; en Geheimenisse, mysterium; en Heimsch † , Inheimsch (éé) indigena; en Uitheimsch (éé) extraneus: dus ook de namen van plaetsen op Heim eindigende.
† Heitten (éé) I. CL: fervefacere; w: t: Heit (éé) fervidus; en Heite (éé) Hitte, ardor; A-S, haet / haetto / ca- |
Hyen † , fistucare, & tr: vexare, zie Heyen, fistucare.
Hygen, † Gygen I. CL: en ook II. CL: zie bij de I. Reg.
Hyliken, Huwliken, Matrimonio jungi; van Hijlik, Huwlijk, conjugium; A-S, hiwung & hiw / familia.
Hyschen, I. en ook II. CL:, zie bij de I. Reg.
† Hysen, praecidere; v: Hijse, tomus, carnis portio. |
| |
| |
lor; en ons † Heitse, fax; en † Heitsel (éé) Virgultum siccum, ad ardendum idoneum. Dog Heiten (éé) nominare, jubere, & promittere, is niet van de I: CL:, hoewel Gelijkvloeyende; Zie ten einde van deze II. Reg:. |
|
I. en Y. |
I. en Y. |
|
Ydelen, contr: Ylen, inanire, delirare; v: Ydel, contr: Yl, inanis, vacuus; & amens; A-S, idel / ydel / vacuus.
Ylen, properare; van Yle, Yl, festinantia.
Yken, † Iken, † Hyken, mensuram & pondus in vase designare; v: Yke, † Ieke, Hijke, signum justae mensurae vasis.
Yveren, zelari; v: Yver, zelus.
Ysen, horrere; oul: ook † Eisen, zie p: 184. w: v: Yselijk, horribilis; w: t: Yse † , hulcus; en Ysen-kruid, verbenaca, putrida ulcera mitigans.
Yzen † , glaciare gelare, & rumpere glaciem; en Ver-yzen † , conglaciari; v: Ys, A-S, is / ise / glacies; en w: v: Yzel, Hijzel, pruina glacialis; en d: v: Yzelen, Hyzelen, pluere pruinam glacialem. |
K. |
K. |
Keilen, lamellis vel silicibus aquas quatere lusoriè; v: Keile, Keije, silex; oul: Kegel: w: t: ook Keiken, parvus silex; zie ook Keile bij de V. Regel.
Kladdeyen, I. CL: zie bij de VI Reg.
Klappeyen, I. CL: zie bij de VI Reg.
Kleinen, Verkleinen, diminuere; w: t: Klein, parvus; en d: v: Kleinsen, klensen I. CL: percolare, mundare, purgare; A-S, claensan / claensian; en ons Kleinser, klenser, colum; en mede Kleine † , latrina; A-S, claen / clane / mundus, purus; wijders ons Kleinsteren I. CL: minutas emittere scintillas. |
Kastyden, Kastyen, castigare.
Krygen, bellum gerere; v: Krijg, bellum, pugna, certamen: w: t: krijgel, pertinax; en Krijgel, kregel, aemulatio; zie ook Krygen II. CL: acquirere; bij de I. Regel.
Kryschen, exclamare; van Krijsch, Gekrijsch, clamor; v: Krije † , clamor; en Krijen † , clamare; w: t: ook Krijsselen, infrendere dentibus.
Kryten, Bekryten, creta sublinere; v: Krijt, creta; w: t: Krijtig, cretosus; dog Kryten II. CL: ejulare, zie bij de I. Reg: |
| |
| |
† Kreiten, Kreeten, irritare, provocare, w: v: † Kreitser, † Kreiser, † Kreeser, seditiosus homo, zie de Kantteek: op Kreet bij de I. Reg: weg: de e. |
|
L. |
L. |
Laveyen I. CL: zie bij de VI. Reg.
Leiden, ducere; A-S, laedan; v: Leide † , ductus, meatus; w: v: Beleiden, gerere, administrare; en ons Beleid, administratio; en Over-leiden, traducere, zie de Kantteek: bij Leed, bij de I. Reg: wegens de e.
Leinen † (éé) inniti; w: t: Leine † (éé) fulcrum, zie de Kantteek: op Leed bij de I. Reg: weg: de e. |
† Lyken, funerare; v: Lijk, funus, cadaver; M-G, leik / A-S, lic / corpus.
† Lysten, Belysten, circumducere ord vel lymbo; v: Lijst, fimbria, margo, margo tabulae distincta.
Lymen, agglutinare; van Lijm, viscus, gluten; w. t: Joden-lijm, bitumen, Asphaltes.
Lynen, lineas ducere; v: Lijne, linea. |
M. |
M. |
Meinen (éé) A-S, maenan / putare; w: v: Meininge, opinio; en Vermeinen, conjicere. |
Myden I. CL: en ook II. CL:, zie bij de I: Reg:
Mynen, Ondermynen, agere cuniculos, suffodere; v: Mijne, vena, fodina, zie bij de VII. Regel.
Mynen, venditione publica rem sibi adsumere certo pretio, clamando, Mihi; van Mijne, Mijn, meus, A-S, mine / v: ons Mij, mihi.
Myten, struere metas; v: Mijte, meta, strues in altum, dus ook Mijter, mitra; w: v: Mijteren † , ornare mitrâ, zie bij de VII. Regel.
Mymeren, delirare. |
N. |
N: |
Neyen † , hinnire; A-S, hnaegan.
† Neyen, nu Naeyen, suere.
Neigen, flectere, inclinare; M-G, hnaigjan / I. CL: &c, w: t: Afneigen, proclinare; en Geneigt zijn, propendere, inclinari; en Neiging, Geneigtheid, animi inclinatio; zie wijders Nygen II. CL: bij de I. Regel, en Neigen bij de Lijst van Vergelijkinge: als mede de Kantteekening bij Neeg, bij de I. Reg: wegens de e. |
Nyden † , obtundere clavum; zie Nijd-nagel bij de VIII. Regel. |
| |
| |
O. |
O. |
Ontweiden, Ontweyen, eviscerare; v: Weide, exta; zie Weiden † . Dog Ontwyden, profanare; zie in de nevenstaende Lijste by Wyden, sacrare. |
Ontlyven, occidere; v: Lijf, corpus; w: t: Lijvig, corpulentus; en Aflijvig, mortuus; en het Aflijven en de Aflijvigheid, obitus; zie Blyven bij de I. Reg:
Ont-ryken, exuere divitiis, regno; en zig Verrijken, † Rijken, se ditare; v: Rijk, dives, imperium; AL: riche / A-S, rice / &c. w: t: Deur-rijk, praedives; zie Ryk bij de Lijst van Vergelijking. |
P. |
P. |
Peilen, pensum proponere; & metiri profunditates, metiri aquas bolidè; v: Peil, pensum, bolis; mensura designata; contr: voor Pegel, mensura statuta. Dog Pijlen I. CL: profunditates metiri, diende niet gebruikt te worden, ten zij de meting met Pijlen (Pilae) of lange roeden geschiede: zie ook Peil bij de V. Regel.
Peinzen, peizen Brab:, cogitare, perpendere; en Bepeinzen, perpendere; w: t: Gepeins, cogitatio.
Paveyen I. CL: zie bij de VI. Reg:
Plaveyen I. CL: zie bij de VI. Reg:
Pleiten I. CL: Litigare; zie bij de VI. Reg:
Preyen (ae) Navi obviam proficiscentes Nautas alloqui, sciscitare unde veniant, quò vadant. |
Zig Pynen, Verpynen, se cruciare; A-S, pinan / pinian / Ysl: pyna; van ons Pijne, Pijn, poena, dolor, torsio, molestia, opera, labor; A-S, pin; en d: v: Pijnig † , nu Pijnlijk, dolorosus, laboriosus, cruciabilis; w: v: Pijnigen, torquere, cruciare; en Pijn bank, tormentum, equuleus, extorquendae veritatis gratia: wijders h: t: Gepijnt, tortus, pressus; en Gepijnde Honing, mel pressum; en Ongepijnde Honig, mel eliquatum, non pressum.
Pryzen † , pretium imponere; waer voor meest al met een Bastaerd-staert gebruikt word Pryzèren: komt af, zo 't schijnt, van Prijs, pretium; zie bij de VII. Reg: dog Pryzen II. CL. laudare; zie bij de I. Reg: |
Q. |
Q. |
Queiken (éé) Nutrire, fovere; w: v: Queikerije (éé), seminarium. |
Quylen, salivare; w: t: Quijl, saliva; w: v: Bequijlen, salivá madefacere.
Quynen I. CL: languere; ook II. CL: A-S, cwinan / II. CL: zie de I. Regel. |
R. |
R. |
Rammeyen, zie bij de V. Reg: |
Ryfelen, radere, &c.; zie Ryven I. |
| |
| |
Reiden † , Bereiden (éé), parare; w: t: † Reid, (éé), cito; Bereids (éé), jamjam; en Voor-gerey, antilena; A-S, raedlic / cito; dog Rijden, Berijden II. CL: zie bij de I. Reg:
Reiken, tendere, extendere manus, A-S, raecean; w: t: zig Verreiken, longius extendendo membrum luxare; en, Verreiken † , distendere, pertingere, extorquere; h: t: Verreiken den schuld, debitum liquidè probare; zo veel als den schuld deugdlijk doen blijken, en alzo in weerwil van den verweerder met regt-geding hem ontwringen: zoo mede Verreiken den Pande, instare ut sibi addicatur fundus obligatus; en Verreikt van Schuld, convictus debiti; en Verreikt en uitgewonnen goed, Bona in nexu possessionemque jure data.
Reyen † , choreas ducere, & subsilire; en Reye, ook † Rije, Chorea; A-S, raewa / ordo; zie de Kantteek: op Reeg bij de I. Reg: wegens de e.
Reinigen, Purgare, mundare, & expiare; M-G, hrainjan / I. CL: v: ons † Reinig, Rein purus; M-G, hrains / AL: rein w: t: ons Rein-varen, parthenium; als zuiverende de ingewanden van de Wormen; en Reinsch, sincerus, absque dolo; zie verder Rein bij de V. Regel; en bij de Lijst van Vergelijking.
† Reiteren, cribrare; v:, Reiter † , cribrum; ook † Rijter, en Rijteren † ; zie Ryten II. CL: bij de I. Regel.
Reizen, iter facere, proficisci; v: Reize, iter, & tr: vice; A-S, raese / curfus;; |
en II. CL: bij de I. Regel.
Rymen, componere rhythmos, & convenire; van Rijm, rhythmus; & finis versus cum altero concordans; A-S, rim / numerus; & riman / numerare; w: t: ons Gerijmt, rhythmicè compositus, & tr: decens; en Ongerijmt, absonus.
Rymen, Rypen, pluere pruinam; v: Rijm, Rijp, pruina; A-S, hrim.
Rypen, maturescere; A-S, ripian / v: Rijp, maturus; A-S, ripe / w: v: ons Onrijp, praematurus, en deur-rijp, permaturus.
Ryven † , nu Geryven (ie), accommodare; v: † Rijve, Rijf † , largus; w: t: het Gerijf (ie), commodum, copia; A-S, ryfe / frequens; en Ysl: ryfur / liberalis; en ryfd / liberalitas.
Ryderen, Ryeren, tremere & sufflaminari; zie Rijden II. CL: equitare; bij de I. Regel.
Rysselen, Risselen, strepitare; zie Ryzen II. CL: surgere; bij de I: Reg:
† Ryzen I. CL: mejere; v: † Rijs, rijze, virga virilis, penis, tr: pro virga, surculus; zie verder Ryzen II. CL: surgere; bij de I. Reg. |
| |
| |
zie de Kantteek: op Rees bij de I. Reg: weg: de e. Wijders h: t: ons, † Reizig, itineri accinctus; nu Reisvaerdig; en † Reizig, nu Reisbaer, pervius; w: v: † Reizigen, peregrinari; w: v: Reiziger, peregrinator; voorts ons Verreizen, insumere itineri.
Rotteyen I. CL: zie bij VI. Regel. |
|
S. |
S. |
Schreiden, Schreyen, flere; en Beschreiden, deplorare. Dog Schrijden, varicari, en Beschrijden, passu pertingere, zijn van de II. CL: zie de I. Reg
† Sleiken, repere; w: t: Sleik (éé) solo aequatus, humi repens; en † Sleiker, vulpes, & occultè invadens; en Blind Sleiker, caecula, serpentis genus caeci, A-S, slaec / sleac / tardus.
Sleipen (éé) trahere, verrere reptatim; w: t: Sleip (éé) tractus, syrma, & tr: pompa comitum; en Sleipe, mulier tardigrada; en Sleip, Sléép lenden, elumbis, lumbos trahens; en Blok-sleiper † , anteambulo. Dog Slijpen, acuere, is van de II. CL: zie bij de I. Regel wegens de e, bij Sleep.
Spele-meyen, apricari; zie Vermeyen hier onder, en Meye in de Besluitlijfte.
Speyeren, stand:, diffringere; & spargere, disgregare; zie bij de I. Reg: weg: de e bij Speeg.
Spreiden, Spreyen, Verspreiden, spergere, dispergere; A-S, spraedan.
† Steigen, in altum tollere, elevare, stagnare; van Steig (éé), acclivis; en |
Slymen, zie Verslymen, hier onder.
Smydgen, mulcere, mollire; van Smijdig, Gesmijdig, mollis, ductilis; v: † Smijde, Gesmijde, machina fabrilis, & monilia ex metallo mulsa; w: t: Gesmijde der Peerden, phalerae; en Arm gesmijde, brachiale; en Hals-gesmijde, monile, colli & gutturis ornamentum; F-TH, sinithan / mollire; Ysl: smyde / fabricatio.
Spyen, Spyken (ie), inspicare; van Spije (ie), Spijke † spica, tr: assula in acumen attenuata; clavus in modum spicae acutus; w: t: Spijker, clavus ferreus; en d: v: Spijkeren, clavo figere; A-S, spicyng / clavus.
Spyzen, cibare, nutrire; v: Spijze, esca; w: v: Spijzigen I. CL: cibare.
Styven, intendere, roborare; v: Stijf, rigidus; A-S, stife / zie ook Styven II. CL: bij de I. Reg. |
| |
| |
Steige † , semita; w: v: Steiger, tollenon, gradus sive ascensus ripae; A-S, staeger; en d: v: Steigeren, elevare, ascendere, pretium amplificare; & stagnare; en Steigering, fori, pegmata; en Steig-réép, Steiger-réép (éé) stapia; dog Stygen II. CL: scandere; zie verders bij de I. Regel weg: de e, de Kantteekening op Steeg.
Steilen † , elevare, erigere; v: Steil, acclivis; contr: voor Stegel: w: t: Deursteil, valdè praeceps; zie ook Steil bij de V. Regel: wegens ey; en Steeg bij de I. Reg: weg: de e, in de Kantteek: |
|
T. |
T. |
Teikenen (éé) signare, designare; M-G, taiknjan / &c: v: Teiken (éé) M-G, taikns / signum, nota, character; en A-S, taecan / docere; zie ook Teeken bij de Lijft van Vergelijking.
† Teinen (ae) concinnare coria; v: Teine (ae) pulvis corticis quercinae.
Treifelen, blandiri, ineptire; w: t: vertrciffelen, blanditiis allicere.
Treilen † , fune navem trahere.
Tweinen, conduplicare fila; v: Twein, filum duplex; v: Twei † , nu twéé, duo; M-G, twai / A-S, twa / duo; zie Twéé, bij de Lijst van Vergelijking: zie ook Twijnen I. CL: in de nevenstaende Lijste; h: t: † Tweintig, † Twijntig, nu Twintig, viginti. |
Tryzelen, incernere, cribrare frumentum; & tr: lentè & segniter agere; v: Trijzel, cribrum frumentarium.
Twyffelen, dubitare; v: Twijffel, dubium; v: † Twij, duo; A-S, twigan / twyan / Haesitare.
† Twygen, plantare, inserere, pangere inoculare; v: † Twijg, A-S, twig / twiga / ramus, virga, vimen, surculus; w: v: Twijger † , frutex; A-S, twigga / palmes.
Twynen, Duplicare; A-S, twinan; v: Twijn, A-S, twin / filum duplex; v: † Twij, duo; zie ook Tweinen. |
V. |
V. |
Veilen, venditare, venum exponere; v: Veil, venalis; gelijk mede Onveil, non venalis; h. t: ook Veile, Hedera; herba venale vinum indicans; dog Vylen I. CL: limare; zie in de nevenstaende Lijste.
Veiligen, Beveiligen, securum reddere, |
Verblyden, gaudere; v: Blijde, A-S, blithe / laetus.
Verbryzelen, zie Bryzen † , friare, I. CL: hier voor in deze Lijft.
Verbysteren, zie † Byzen, aetuare, I. CL: hier voor in deze Lijft.
Verfynen, magis perficere, attenuare; |
| |
| |
tueri; v: Veilig, tutus, securus; w: t: Onveil, Onveilig, insecurus; A-S, faele / fidelis.
Veinzen, † Geveinzen, dissimulare; w: v: Veinzaert, Hypocrita; en Veinzerije, dissimulatio.
Ver-beiden, zie Beiden, hier voor.
Verkleinen, zie Kleinen, hier boven.
Zig Vermeyen, Spele-meyen, apricari, vere novo recreari; van Meij, Majus mensis; dog Vermyen I. en II. CL: evitare; zie bij de I. Regel op Myden.
Verpeizen I. CL: reconciliare; van Peis, zic bij de II. Reg.
Zig Verreiken, zie Reiken, tendere &c., hier voor in deze Lijste.
Verreizen, insumere itineri; zie Reizen hier boven in deze Lijste.
Vertreiffelen (ée), blanditiis allicere; zie Treifelen.
Vespereyen I. CL: zie bij de VI. Regel.
Vleiden, Vleyen, blandiri; en Afvleiden, blanditiis deprecari; dog Vlyden, Vlyen, accommodare; zie in de nevenstaende Lijste. |
v: fijn, purus, perfectus, exactus, exilis, subtilis; zie bij de VII. Regel.
Verryken, ditare; v: Rijk, dives; zie hier voor Ontryken.
Verslymen, limo obstringi; van Slijm, limus; A-S, slim: w: t: Slijmig en Slijmerig, limosus; & tr: tardissime verba proferens.
Verwyden, † Wyden; ampliare; v: Wijd, A-S, wid / wide / amplus; w: v: Wijdte, amplitudo; en Wijders, porrò.
Verwylen, Wylen, morari; M-G, hweilan / v: Wijl, Wijle, mora, momentum, spatium temporis, & vice, M-G, hweila / A-S, hwil / AL; hwila / wila: w: t: Wijlen, olim; Onderwijlen, interim; Som-wijlen, interdum; Bij-wijlen, interdum; en Terwijle, Terwijl, interea, dum; en Kortswijlen I. CL: jocis transmittere tempus.
Verwyven, effoeminari; en † Wijven, duxere uxorem; A-S, wifian / wifigan; v: Wijf, mulier, uxor; A-S, wif: w: t: Bij-wijf, concubina; en Ontwijven I. CL: uxorem subducere.
Verzwymen, Bezwymen, en † Zwijmen, zie Bezwymen, I. en II. CL: bij de I. Regel.
Ver-yzen † , conglaciare; zie Yzen † , hier voor in deze Lijste.
Vyzelen, Opvijzelen, † Vijzen, cochleâ spiratim attollere; van † Vijze, schroeve, cochlea, A-S, fysan / differre.
Vylen; afvylen, limare, delimare; v: Vijle, A-S, feol / lima; w: v: Vijlfel, ramentum. Dog Veilen, venditare; zie in de nevenstaende Lijst.
Vlyden, Vlyen, ornare, concinnare, aptare in ordinem, accommodare; van |
| |
| |
|
Vlij, Gevlij, accommodatio; dog Vleyen I. CL: blandiri; zie in de nevenstaende Lijste.
Vlymen (ie), scalpello pungere; van Vlijme (ie) scalpellum, phlebotomum.
† Vlytigen, Bevlytigen, en † Bevlyten, diligentiam adhibere; v: Vlijt, diligentia; en Vlijtig, diligens; A-S, flitan / contendere.
Vryden, Vryen, I. en II. CL. amare, zie bij de I. Reg:
Vryden, Vryen, Bevrijen, Bevrijden, liberare; A-S, frian; van ons Vrij, M-G, frye / A-S, freo / fri / & fry / liber &c.; w: v: ons Ontvrijen † , libertatem adimere; zie ook Vry in de Lijst van Vergelijking.
† Vryten, Wryten † , tornare. |
W. |
W. |
Weiden, Weyen, pascere; en Verweiden, altero impellere prato; w: t: Weide, pratum, pascua; en Na-weide, foenum serotinum; en Weiland, ager pascuus; en Weiman, Weidener, Weider, venator, pastor, auceps; en Wei-vogel, accipiter; en Wei-tassche, pera venatoria; dog Wyden, Verwyden, amplificare; zie in de nevensgaende Lijst.
Weiden, Weyen, Uitweiden, exenterare; en Ontweiden, eviscerare, w: t: Weije, weide, Geweide, exta, viscera animalium; en Kraeij-weije, en bij letter-verzet, Karweije, Korweije en Koreije, exta ovium, porcorum, &c. vulgò cornix; als een buiten gewoon Lekker-geregt voor de Kraeijen; en Karweije, tr: Opera quae gratis aut parva mercede factitatur; & opera extraordinaria parvi temporis; dog ook Her-geweide; symbolum, quod cliens novo patrono adfert; Dog Wyden, ini- |
† Wyden, † Wyen, Verwyden, amplificare; van Wijd, A-S, wid / wide / amplus; zie Verwyden, dog Weiden, pascere; zie in de nevensgaande Lijst.
Wyden, Wyen, en † Wyhen (ie) initiari, M-G, weihan / I. CL: AL: & F-TH, wihan / wihen; van † Wijde, † Wije, † Wijch, sacer; F-TH, wiho / en M-G, weiha / weihs; w: t: ons Wije-water, aqua lustralis; en Wij-róók, thus; w: v: Wij-rooken I. CL: spargere thura; en Ontwijden, profanare; wijders ook hier toe ons Wijchelen, augurari; w: v: Wijcheler, augur; en Wijchelerije (1) auguria; als eigen aen 't oude Heidensche Priesterdom: zie ook Wyhen in de Lijst van Vergelijking.
Wychelen, zie Wyden, Wyen hier boven.
Wylen, zie Verwylen, morari; hier boven in deze Lijst, en Wylen |
| |
| |
tiari; en Ontwyden, profanare; zie in de nevensgaende Lijst.
Weiken (éé) emollire, macerari; v: Weik (éé) mollis, maceratus, infirmus, A-S, wac / wace / Ysl: veikur. Dog Wyken II. CL: cedere; zie verder bij de I. Regel wegens de e, de Kantteek: op Week.
Weifelen, vacillare, vagari; A-S, wafian; van Weifel, Weivel, viator; apparitor; A-S, wafung / dubitatio; w: t: Weifeler, homo vagus & inconstans; & viator.
Weigeren, negare, abnuere, recusare.
Weinden † , nu Wenden, vertere.
Weinen (eé) flere, dolere; v: Wein † (éé) dolor, fletus; A-S, hwan / calamitas; en M-G, wainon / A-S, wanian / AL: weinon / lugere, plorare.
Weintelen † , nu Wentelen, volvere.
† Weisteren, mobilitare ante oculos.
Wreiken † , nu Wrikken, extorquere. |
in de Lijst van Vergelijking.
Wyperen Flandr:, indignari; v: Wijper Flandr:, indignatio.
Wryten, zie Vryten, hier voor in deze Lijst. |
Z. |
Z. |
Zeiken, mejere; w: t: Zeike, lotium, urina.
Zeyen † , nu Zaeyen, serere; A-S, saewan / sawan.
† Zeigen, colare; nu nog Zygen II. CL:; zie bij de I. Regel.
Zeilen, velificare; & tr: distringi per aërem aut super aquae aequor veliferis instar; w: t: Bezeilen, velificando appellere; v: Zeil, oulings Zegel, velum; A-S, segel / segl / velum; & seglian / velificare; h: t: een bezeild schip, navis velivola; en Zeil-bóóm, mast, malus; en Zeil-stang, antenna; en Zeil-stéén, magnes; zie bij de V. Regel.
Zeinden † , nu Zenden, mittere; w: t: Zeinde † , synodus.
Zeinen Flandr: contr: voor Zegenen, |
Zypen, Zypelen, stillare, manare, fluere; v: Zijpe, locus stillandi, cloaca; w: t: Zijp-óóge, lippus, gramiosus; en Af-zijpen, defluere; w: t: ons Zijpe, Zipa, vadum Holl: aggeribus cinctum.
Zwymelen, Ontzwijmelen; zie Bezwymen, I. en II. CL: bij de I. Regel.
Zwynen, Verzwynen, tabescere, decrescere; w: t: Zwijn-puijste, inflammatio tumore cum rubore; en Zwijn zucht, Zwijn-ziekte, phtisis.
En wijders alle de verdere Composita en Derivativa van dezen. |
| |
| |
benè precari; zie de V. Regel.
En Wijders alle de Composita en Derivativa.
Hier kan men bijvoegen ons Heiten (éé), Heitte, Geheiten, jubere, nominare, & olim promittere; en Scheiden, Scheidde, Gescheiden, dividere; zijnde dezen mede Gelijkvloeyend, dog niet van de I. CL: als eindigende in Partic: op en, in plaets van t. Zie verder Heeten en † Scheeden, bij de VII. Reg: wegens de éé. |
|
| |
III. Regel; wegens de EY (of EI).
Deze EI vind men bij onze Uitgangen –HEID en -LEY, waer van de eerste verstrekt om het hoedanig tot een hoedanigheid te doen overgaen, en de laetste om het hoe-veel der soorten aen te wijzen.
als Barmhértigheid. |
Geregtigheid. |
Standvastigheid; enz: zeer vele diergelijken. |
en Eenerley. |
Tweederley. |
Geenerley. |
Allerley. |
Menigerley. |
Velerley; en zoo voort nog zeer vele zulken. |
| |
IV. Regel; wegens de Y.
Door de Terminatie YE (of nu veel-al bij inkrimping maer Y) maekt men Naemwoorden om eene algemeene bediening, staet, of werking aen te duiden, welke Uitgang mij ontleent schijnt te zijn van 't Latijnsche IA, in de
| |
| |
Middel-Eeuwen, door toedoen der Monniken: gelijk ook de Bastaert-woorden, in 't Latijn op IA of in 't Frans op IE aenslaende, bij ons op YE of Y den Uitgang hebben.
Hier toe dan.
Abdye, Abbatia. |
Alverye, praestigiae. |
Artillerye, Gall: artillerie. |
† Beulerye, † Beulye, carcer. |
Borgerye, cives, civium jus praeferentes. |
Haperye, haesitatio. |
Haverye, Avarye, jactura communis in mari, Gall: avarie. |
Haspelerye, intricatio. |
Héérschappye, dominatio. |
Hoererye, stuprum. |
Hongarye, Gall: Hongarie. |
Hipocrisye, Gall: Hipocrisie. |
Kancelerye, Gall: chancelerie. |
† Kasselerye, † Kastelerye, en nu Kastellenye, territorium ur bis; Gall chatelenie. |
Kladderye, inquinatio; & maculosa & inepta pictura. |
Koppelerye, loenocinium; dog Koppel-reije, chorea jugum, begeert ey of ei. |
Kramerye, merx. |
Landvoogdye, satrapia. |
Lazerye, lepra. |
Librye, libraria, Gall: librairie. |
Lombardye, Lombardia. |
† Méésterye, magisterium, & curatio. |
Meyerye, Gall: mairie, Lat: praetura. |
Malvazye, Gall: malvesie. |
Marye, Marijke, Maria. |
† Meissenye, familia. |
Mengelerye, mixtura. |
Melancholye, melancholia. |
Melodye, melodia. |
Normandye, Normandia. |
Plakkerye, opus tectorium. |
Pavye, Pavia, Gall: pavie. |
Picardye, Gall: Picardie. |
Posterye, angaria. |
Quisterye, prodigalitas. |
Ruiterye, turmae equitum. |
Rooverye, latrocinatio. |
Sacristye, Gall: sacristie. |
Schaeldsye, Lovan: nu Watersteen, impluvium. |
Schaperye, Fland: pascua ovium. |
Slavernye, servitudo illibera. |
Specerye, aromata, Gall: epiceries. |
Stafelerye, tabula sartoria. |
Strooperye, spoliatio. |
Tartarye, Tartaria, Gall: Tartarie. |
Tresoorye, gazophilacium. |
Turkye, Turcia, Gall: Turquie. |
Vleyerye, adulatio. |
Vlyerye, adornatio, accommodatio. |
Vryerye, procatio blandula. |
En zoo voort meer diergelijken, beneffens derzelver composita.
| |
| |
| |
V. Regel; wegens de EY (of EI).
Zo EG op D of L of N komt te stuiten doet de Tong-rolling (Euphonia) dikwijls EG in EY of EI verwisselen: als,
Brein, cerebrum; Sax: & Sic: bregen / A-S, braegen / bregen / bragen / cerebrum. |
Dweil, peniculus; voor † Dwegel, † Dwegle, † Dwele; v: † Dwegen, III. CL: abstergere; w: v: Gedwogen, lotus; zo ook M-G, thwahan / thwoh / thwahans / III. CL: lavare; & A-S, gethwegen/ gethwogen / lotus, baptizatus; & thwaeale / ablutio: ondertusschen v: Dweil komt Dweilen I. CL: mundare peniculo; zie de II. Regel. |
† Keile, Keye, silex; voor † Kegel, † Kegle: w: v: Keilen I. CL: epostracismum agere, lamellis aquas quatere: w: t: ook Keizel-stéén, minimae silices; zie ook Keilen bij de II. Regel. |
Leide, ponebat; & Leiden, ponebant; voor Legde en Legden, Praeter: v: Leggen, ponere. |
Meid, voor † Meged, Maged, zie bij de VIII. Regel. |
Peil, pensum, bolis; voor Pegel, statuta mensura; w: v: Peilen, metiri aquas bolidè &c.; zie bij. de II. Regel. |
Pleiten, voor ons oude en nu nog Geldersche Plegten, lites agere. |
Rein, Flandr: Sic: & Fris: voor Regen Pluvia; en Reinen, voor Regenen, pluere: zoo mede Angl: rain / pluvia. Hier toe komt niet vreemd ons Rein, Reinig, purus, mundus; w: v: ons Reinigen I. CL: mundare, purgare; bij de II. Regel. |
Reinsborg voor Regensborg, Reginoburgum; urbs Germ: ad Danub: fluv: dog ons Rynsborg, Rhenoburgum, pagus Holland: prope Lugd: Bat: |
Steil, acclivis, praceps; voor † Stegel, v: Stijgen, Steeg, gestegen, ascendere; w: v: † Steilen, elevare, erigere; zie de II. Regel. |
Zeide, dicebat; en Zeiden, dicebant; voor Zegde en Zegden; Praeter: v: Zeggen, dicere. |
Zeil, oul: † Zegel, velum; w: v: Zeilen I. CL: velificare; en w: t: ons Rae-zeil, majus navis velum; en Zeilbóóm, Zeil-stang, en Zeil-stéén; zie bij de II. Regel. |
Zeine, voor Zegene, Zeegne, Zegen. sagena. |
Zeinen Flandr: voor Zegenen, benè precari. |
Aldus ook de verdere diergelijken; beneffens derzelver Composita & Derivativa.
| |
VI. Regel; wegens de EY (of EI).
De Bastaerd-terminatien, welke in 't Fransch op ai of ée of é de Stem-kragt (emphasis) laten vallen, en de Bastaerd-woorden op ai accenterende, veranderen bij ons op EY of
| |
| |
EI; gelijk ook de Latijnsche terminatie in tas (waer voor de Fransen té hebben) bij ons in Teit verwisselt. Onder 't eerste betrekken wij ook de Fransche Terminatie ée door de Walen, Vlamingen, of Brabanders agter Duitsche woorden gevoegt, en ons mede gedeelt met EY of EI.
Armeye † , nu Arméé, Gall: Armée. |
Cicoreye (ay) Gall: cicorée. |
Conterfeit, Gall: contrefait; w: v: Conterfeiten I. CL: effigiare, assimilare. |
Contreye, Gall: contrée. |
Cureye, Gall: curée. |
Dein, Gall: Dain. |
Digniteit, dignitas, Gall: dignité: dus ook Majesteit, graviteit, perplexiteit, qualiteit, en verder alle diergelijken, als boven in de Regel vermeld. |
Domeine, dominie, Dominium, Gall: Domaine. |
Fonteine, Gall: Fontaine. |
Forneis, Gall: Fornaise. |
Fustein, Gall: fustaine. |
Fuzeye, Gall: fusée. |
Geleye, Jeleye, Zjelei, Gall: gelée. |
Grein, Gall: grein. |
Kapitein, Gall: Capitaine. |
Kasseye, Gall: chaussée. |
Kastellein, Gall: chattelain. |
Kerweyen I. CL: inscindere; v: Kerweije, Wall: kervée, incisura; v: ons Kerven, inscindere. |
Kladdeyen I. CL: dissipare maculando; van 't Wall: Claddée, foemina sordida; ontleent van ons Kladden, maculare. |
Klappeyen I. CL: fabulari instar mulierum; v: Klappeye, garrula; Wallonsch clappée, ontleent van ons Klappen, garrire. |
Laveyen I. CL: vagari otiosè; van 't Wall: lavée, mulier ignava. |
Livreye, Gall: livrée. |
Lakkei, Gall: laquai. |
Majoleine, Mageleine, Margeleine, Gall: Majolaine. |
Massepein, Gall: massepain. |
Mei, Mai, Majus mensis, Gall: mai; w: t: Meiboom, Mei-doorne, oxyacantha, mense majo spectatissimè florescens; en w: t: mooglijk ook Zig Vermeyen I. CL: apricari; zie bij de II. Reg: en zie ook Mei bij de Besluit-lijft. |
Meyer, Gall: Maire; v: 't Lat: Major. |
Paleis, Gall: Palais. |
Paveyen, Plaveyen I. CL: pavimentare, Gall: paver; v: Paveye, Plaveye, Gall: pavé, pavée; w: t: ons Paveisel, Plaveisel, pavimentum. |
Pasteye, Gall: pasté, paté. |
Peis, pax, Gall: paix; hier van Verpeizen I. CL: reconciliare, Gall: appaiser. |
Peisteren I. CL: Gall: paistre, repaistre. |
Plein, planum, Gall: plain. |
Pleiten, Pleideren † , Pleyeren † , I. CL: Gall: Plaidoier; v: Pleit, lis, judicium, Gall: plaid: dog hier van zie ook bij de V. Regel. |
Pomeye, Pommeye, Gall: pommée. |
Purreye, Porreye, Flandr: jus, sive cremor pisorum, Gall: purée. |
Porcelein, portulaca; quin etiam vasa murrhina, vasa Indica, Gall: porcelaine. |
Rammeyen I. CL: arietare, & vectibus munire; v: Rammeye, aries, vectis; Wall: Rammée, ontleent van ons Ram, aries, vectis. |
| |
| |
Refrein, versus, Gall: refrain; w: v: Refreinen I. CL: referre versus. |
Rotteyen I. CL: concursare; v: Rotteye, tumultus; Wallonsch Rottée; ontleent van ons Rot, turma, grex hominum. |
Siseine, Gall: sixain. |
Schrivein, Gall: ecrivain. |
Trein, Gall: train; w: t: Treineren I. CL: Gall: trainer. |
Vespereyen I. CL: merendam sumere; v: Vespereye, merenda, antecoenium; van 't Fransche Vesprée. |
Vilein, Gall: vilain. |
En wijders derzelver Composita en Derivativa.
NB. Van deze Regel is uitgezondert, Dozyn, Gall: douzaine.
| |
VII. Regel; wegens de Y.
De Bastaerd-woorden, of Basterd-gelijkende, die in de Oude of Oorspronkelijke Tael op I den nadruk hebben, vind men bij ons wel met Y, maer niet met EY. Hier toe betrekken wij ook de Eigen-namen, en andere, die in 't Latijn (schoon in de Middel-Eeuwen of later eerst opgekomen) bekent zijn geworden met I of Y.
† Alfyn nu Alfen, Albiniana. |
† Amye, amica, Gall: amie. |
Antyk, antiquus. |
Armezyn, pannus sericus, ormuzinus. |
Armyne, Ermijne, Hermijne, mus armenius; en Armijnen, pelles alpinae, vulgò Armelinae; Gall: hermine. |
Artyke † , morbus articularis. |
Artykel, articulus, Gall. article. |
Begyne, virgo vestalis, vulgò beguina. |
Baldewyn, Balduinus. |
Bandyt, Ital: Bandito. |
Bybel, Biblia. |
† Camyn, caminus. |
Cappelyne, Gall: capeline. |
Carlyne, vulgò carlina, Gall: carline. |
Carbyne, Carabijne, Gall: carabine, en Carabyn, eques expeditus, Gall: carabin; w: v: Carabijnen, I. CL: Praedari. |
Carmozyn, Kermezijn, vestis purpurea, vulgò carmesinum, Gall: cramoisin. |
Cassyne, Gall: chassis. |
Chirurgyn, Gall: chirurgien. |
Coketrys, Angl: Cocatrice. |
Colyk, colica. |
Clemyn-Stéén, Kalmyn-Stéén, lapis calaminaris, Gall: calamine. |
Comyn, Gall: comin. |
Confyt, Confituer, Gall: confit, confitures; w: v: Confyten, I. CL: confire, Gall. |
Cyfer, numerus Arithmeticus, vulgò cifra, ziphera; & zephyra Hebr: numerus; h: v: ons Cijferen, computare; & Cijffer-schrift, literae secretiores per notas occultas vel numerarias scriptae; en Cijfer, propriorum nominum primae literae ab utroque latere inter se contextae. |
Dyle, Dilia, Fl: Brab. |
| |
| |
Fyn, Gall: fin; w: v: ons Verfynen, I. CL: zie de II. Regel. |
Fluwyne, † Fouwijne, Gall: fouine, Latin: mustela domestica, vulgò fouina. |
Gardyn, Gordijn, cortina. |
Gyl, chylus; w: v: Gijlen I. CL: chylum emittere; zie bij de II. Reg. |
Gysbert, Gys, Gisobertus. |
Heremyt, Eremita. |
Herpyen, Harpijen, Harpylae. |
Hysop, Ysop, Hyssopum. |
Jasmyn, Gall: Jasmyn. |
Javelyn, Gall: Javeline. |
Yperen, Ipera, opp: Flandr:. |
Yssel, Isala, fl: Germ: infer. |
Karpye, Gall: charpie. |
Konyn, cuniculus, Gall: conin, hoewel 't Fransche van 't onze schijnt gesproten. |
Levyn, Levinus. |
Lyfland, Livonia. |
† Lyn, linum, Gall: lin; w: v: Lijnen, Linnen, Lijnden, Linden, linteus, & linteum; en Lijn-waed, linteum, sindon, en Lijn, funis tortus, Heloium. |
Lyne, Lynie, Linie, linia; w: v: Lijn, Lyniael, Liniael, regula, amussis; w: v: Lijnen I. CL: lineas ducere. |
Lym, limus, argilla & tr: viscus; w: v: Lijmen I. CL: zie bij de II. Reg. |
Lupyn, Lupinus. |
Medicyn, Medicina. |
Magazyn, Gall: Magazin. |
Myle, Milliarium, Gall: mile. |
Myne, Berg-mijne, fodina, Gall: mine. |
Mynen, Gebaerden, gestus, Gall: mines. |
Myte, acarus, Gall: mite; & oboli vilissimi genus, vulgò mita. |
Myter, Mitra vulgò; Gall: mitre; w: v: Mijteren I. CL: ornare mitra; zo 't schijnt, van Mijte, strues in altum Meta; zie bij de II. Regel, |
Motyf, Gall: motif. |
Musyk, Musica; Gall: Musique. |
Nyl, Nilus, Gall: Nil. |
Olyve, Oliva. |
Onykel, onychium, Gall: onicle. |
Paradys, Paradisus. |
Parys, Gall: Paris. |
Patrys, Pardrijs, Gall: Perdrix, Lat: Perdix. |
Parvys, Gall: paruis. |
Peleryn, Gall: Pelerin. |
Perykel, Periculum. |
Pipyn, Pipinus. |
Polyt, Polyst, Gall: polite, poliste; w: v: Polijsten I. CL: Gall. polir. |
Practizyn, Gall: praticien. |
Profyt, Gall: profit. |
Prys, pretium, Gall: pris. |
Prys, praeda, Gall: prise. |
Pyl, sagitta, pila. |
Pyler, Pylaer, pila, Gall: pilier. |
Pyn-bóóm, Pinus; w: v: Pijn-appel, nux pinea. |
St. Quintyn, fanum Quintini, opp: Gall: Belg. |
Quiryn, Quirinus. |
Razyn, Rozyn, Gall: raisin. |
Respyt, Gall: respit. |
Retoryke, Gall: Retorique. |
Ros-maryn, Rosmarinus. |
Robyn, Rubijn, Gall: Rubis. |
Ryga, Riga, Rige, Rica, opp: Livoniae. |
Rys, orisa; Gall: ris. |
Ryssel, Insulae, vulgò Lila, opp: Gall: Fland: |
† Ryste, Riste, Restis, Racemus. |
Sarasyn, Saracenus, Gall: saracien. |
Sardyn, Gall: Sardine, Lat: Sarda. |
Satyn, Gall: Satin. |
Sausyze, isicium, vulgò salsifium, Gall: saucise. |
Schryne, scrinium; w: v: Schrijn-werker, scriniarius. |
| |
| |
Syle, † Sille, en Zyle, incile, aquagium; waer toe vele plaetsjes van uitwatering in Vriesland &c. met Syl eindigende, als Bloksyl, Delfsyl &c. |
Sodomyt, Sodomita. |
Sophye, Sophia. |
Spyke, spica nardi; w: t: Spijk-olie, oleum ex foliis Spicis Nardi; zie verder Spyen, Spyken I. CL: bij de II. Regel. |
Stetyner-land, territorium Stetinense. |
Styl, stilus; pila; & scribendi forma; w: t: ook Deur-stijl, postica. |
Subtyl, Gall: subtil. |
Subyt, Gall: subit. |
Tamboryn, Gall: Tambourin. |
Tapyt, Gall: Tapit. |
Tarryn-vogel, Gall: Tarin. |
Terbentyn, Terpentyn, en Termentyn, Terebintinus. |
Termyn, Gall: termin. |
Trafyk, Gall: trafic. |
Turyn, Turinum, opp: Sabaudiae. |
Tyber, Tiberis, Fl: Ital. |
Tyger, Tigris. |
Tym, Thijm, thymus, Gall: tim. |
† Tyne, nu Tonne, Tobbe, tina, Gall: tine; w: t: Tijn-bóóm, vectis, vulgò Tinale; waer meê de tonnen gedragen worden. |
Valencyn, Gall: Valencin. |
Venyn, Fenyn, venenum, Gall: venin. |
St. Vyt, viti fanum, in Luxemb: & in Noricis. |
Vermaledyden, I. CL: Maledicere, Gall: Maudire; en Lat: Maledictum, Gall: Maudit. |
Vyge, ficus Gall: figue. |
Vyver, vivarium, Gall: vivier. |
Wynand, Winandus, q: d: Amans; A-S, wine / dilectus; Ysl: vinur / amicus. |
Wyn, vinum; w: t: Wijn-daede, dactylus recens; en Wijnig, Wijn-achtig, vinosus; A-S, winlic. |
Wyk, vicus, regio, urbis tractus, & jurisdictio; w: t: Wijk-mééster, tribunus, magister vici: hoewel ons Wijk ook gevoeglijk kan afgeleid worden van ons Wijken II. CL: cedere, recedere; zie bij de I. Regel; h: t: ook alle de namen van plaetsen met Wijk uitgaende, als Beverwijk, enz. |
Zyle, zie Syle hier voor. |
En dus andere diergelijken; als mede de Composita & Derivativa.
| |
VIII. Regel; wegens de EY en Y.
Behalven de reeds gemelde bij 't Lijstje van Vergelijking en bij de voorgaende VII. Regelen, kunnen de volgende Woorden ijder onder zijne eigene Lijst haer licht en beveftiging ontleenen uit de Oudheid, en voornaemlijk uit het Angel-Saxisch, vermits daer van een groot Woordenboek is; alles volgens de voorgenoemde Dialect-Regel, naemlijk tegen onze EY (of EI) in 't Angel-Sax: AE of A; en tegen onze Y, in 't Angel-Sax: I, of ook EO. Zijnde dit Angel-Saxisch
| |
| |
getrokken uit het Vocabularium Anglosaxonicum, Th: Bens: waer bij op te merken valt, dat te mets tweederhande Dialect zig op doet, ter oorzake zulke Woordeboeken niet vrij konnen zijn van Woorden, getrokken uit Schrijvers, die niet zeer naeukeurig waren, of die geschreven hebben, sedert het verval van 't Angel-Saxisch, toen de Noormannen in Engeland meester wierden.
Wegens de EY (of EI). |
Wegens de Y. |
A. |
A. |
B. |
B. |
Beye, Bezië, Bés, Acinus; A-S, beg; h: t: ons Aerd-beyen, fragum; en doren-beziën, Kruis-beyen, Kroes-beziën, uvae crispae.
Beyeren, Bavaria; A-S, Baegeras & Baeght-ware/ Bavari.
† Beir (éé) ursus, aper; A-S,. bar/ aper.
Beitel, cuneus, caelon, scalprum; A-S, baetan/ parare.
Boekweit, fagotriticum; zie Weite, A-S, hwaette / hwaet / frumentum triticum, bij de Lijst van Vergelijking; als mede verder bij deze Regel: h: t: ook ons † Weiten-bróód, panis triticeus.
Brein, ook † Brijne, cerebrum; A-S, braegen / bregen / bragen / cerebrum; en A-S, bregean / terrere; zie ook de V. Regel. |
By, apud; A-S, bi.
Bye, apes; A-S, beo.
Bly, Lóót, Plumbum; w: t: † Biij-wage, rigt-lóót, amussis; & Blij-wit, Lóótwit, cerussa; Isl: bly/ plumbum. |
C. |
C. |
D. |
D. |
|
† Dy, tu, & tibi, & te; A-S, thu / tu; w: t: ons † Dyne, tuus; A-S, thine.
Dye, femur; A-S, thio / thioh / & thegh. |
E. |
E. |
Ey, ovum, A-S, aeg / w: t: ons Tas- |
|
| |
| |
-eye, moretum, libum ex pomis, pyris, herbis, & ovis confectum.
Eik, (éé) quercus; A-S, ac / w: t: ons Eik-lóóf, Ey-lóóf, hedera; enz: zie de VII. Reg: weg: de éé, bij Eeke.
Eiland, Insula; oul: † Eij, † Eijle, A-S, aege. |
|
F. |
F. |
G. |
G. |
Geleizer, kalant, commercium exercens; en Geleizig † , assuetus; en † Geleizen, † Kalleizer, concubinus; w: t: † Geleisten, facere, praestare; A-S, gelaestan / implere persolvere.
Geite, capra; A-S, gaete / gate. |
Gy, Vos, nunc etiam Tu; A-S, gyt / vos. |
H. |
H. |
Heide, Heye, ericetum; M-G, haitha / A-S, haeth / F-TH, heyd / zie ook de Lijst van Vergelijking.
Heike, Fland: Toga; A-S, haecile / haecla / pallium.
Heir, Agmen; A-S, haerenesse / congregatio; & haeran / congregare. |
Hy, ille, A-S, hi; w: t: ons † Hytken, pater; & parus major; & avis quaelibet ex masculo genere.
† Hynde, nu Hinde, cerva; A-S, hynd / hinde. |
I. |
I. en Y. |
|
Y, Ye, 't Y, Ya, fluv: Hollandiae; zijnde van 't begin tot het einde Eb en en Vloet onderworpen. A-S, ytha / aestus marinus.
Yf-bóóm, Iben-bóóm, Ieven-bóóm, taxus; A-S, iw.
† Ygel, Yle, Igel en Egel, echinus; A-S, iil / iel / & il. |
K. |
K. |
Kleye, Kley, argilla; A-S, claeg.
Klein, parvus; A-S, claen / purus; en ons Kleinsen, A-S, claensian / purgare; zie de II. Reg. |
Kyn-bóóm, Kien-bóóm, pinus, taeda; als harst uitbottende; van Kynen, Kienen, Kenen I. CL: germinare; A-S, cinan / cinean / hiare.
Kyzel-stéén, Kezel-stéén, silex; A-S, cisilstan / sabulum; ook bij ons Keizel-stéén, zie op Keile, Keye, bij de V. Reg.
† Klyte, Klijt † , argilla; en † Klijster, gluten, colla; A-S, clitha / cly- |
| |
| |
|
tha / plasma, malagma.
† Knyf, culter, gladius; A-S, cnif; zie Knypen in de II. Reg. |
L. |
L. |
|
Lyk-teeken, cicatrix, vulneris persanati signum corpori inhaerens; M-G, leikeis / A-S, leca/ medicus. |
M. |
M. |
Meid, † Meged; † Maged, & contr: † Maid, ancilla, puella, virgo; A-S, maeden / maegden / maid, & maidden / virgo, puella; w: t: ons Meissen † , Meidsen † , en Meisje, puella, ancilla.
Mein-ééd, perjurium; A-S, maen-ath / man-ath/ F-TH, mein-eitha; v: ons † Mein, malus, falsus; A-S, maene / malus; & man / facinus, scelus. |
My, mihi, & me; w: t: Mijne, meus; A-S, mine. |
N. |
N. |
|
Nyd-nagel, Ny-nagel, Dwang-nagel, reduvia; A-S, nyth/ vis; mooglijk vermits het opscheuren van 't vel aen de nagels zo smertelijk is, dat men bij wijze van pijniging, de bekentenis van begane misdaed ijmand daer door kan afdwingen. Zie ook Nijden I. CL: bij de II. Reg: dog eigentlijkst behoort dit mijnes agtens, tot ons Benijden; zie verder in onze Proeven van Afleiding. |
O. |
O. |
P. |
P. |
|
† Pyk, Piek, hasta; A-S, piic / acicula.
Pype, Pyp, fistula, tubus; A-S, pipe / fistula; w: t: ons Pijper, A-S, pipere/ fistulator; en ons † Pijpen I. CL: tibiis canere; en Pijpe stellen, circumcursitare, & personare, saltando, canendo, resque obvias invadendo; en wijders Armpijp, pechus, ulna, radius brachii; en Rietpijp, canna, buxus. |
| |
| |
|
Pynt, Pinte, A-S, pynt / mensurae genus, vulgò pinta. |
Q. |
Q. |
R. |
R. |
Reiger, Ardea; A-S, hragra.
Reinette, barbicapra; A-S, ran / capra; & raha/ capreolus; & raege / caprea.
Reipel, ligamentum; w: v: Agter-reipel, postilena; en Voor-reipel, antilena; A-S, raepan / vincire; zie ook Réép (ei) bij de VII. Regel weg: de éé. |
Ryn, Rhenus, Fl: A-S, rin / rine / cursus, & Rhenus, Fl:, w: t: ons Rijnsche Wijn, vinum rhenanum; w: v: Rijnsch, Rinsch, subacidus; en Rijnschburg, Rhenoburgum, pag: Holl: |
S. |
S. |
Stein (éé), lapis; A-S, stan / staen / lapis; zie verder ons Stéén bij de Lijst van Vergelijking; h: t: behooren alle de namen van Plaetsen op Stein uitgaende, als Ysel-stein, enz. |
Slye, Zeelt, ook † Sleye, tinca; A-S, sliw.
† Styp-gat, Broei-nest, loculamentum avium; A-S, stipere / fulcimen.
† Stye, Zwijn-stije, hara, porcile; A-S, stige / item. |
T. |
T. |
|
Tyte, Tytken, pullus gallinaceus, vulgò Tita, Titus; A-S, tytt / titte / uber, mamma, pulticula. |
V. |
V. |
† Vey, Flandr: Vigens; A-S, faegen / laetus. |
† Verzyk, periculum, quasi, cadens in lacunam; w: v: † Verzijkelijk, periculosus; A-S, sic / lacuna. |
W. |
W. |
Wey, Melk-wey, serum lactis; A-S, hwaeg / hwaege.
Weinig (éé) paucus, A-S, wanian / decrescere, minui; zie ook † Weenig bij de VII. Reg: weg: de éé.
Weite, triticum; M-G, hwaitei / A-S, hwaet / hwaette / AL: hweizze / weitse; w: t: ons Weiten, triticeus; A-S, hwaetene: zie ook ons Lijstje van Vergelijking. |
Wy, nos; M-G, weis / Ysl: vier / A-S, we / zie ook ons Lijstje van Vergelijking.
† Wyck, praelium; A-S, wig / wih / bellum; & wiga / heros; AL: wige / praelium; en M-G, wigan / bellum gerere.
Wysel, vistula, Fluv: Borussiae; A-S, wisle. |
Z. |
Z. |
† Zeide, nu Snaer, chorda, nervus; A-S, sad / sade / laqueus; & seatha, tendi- |
Zyde, Zije, Zij, sericum, vulgò seta, seda; A-S, sid / side; w: t: ons Zij- |
| |
| |
culum; w: t: ons † Zeiden-spel, fides, lyra; eertijds ook Zijte, en Zijten-spel.
Zeissen, † Zeissel, en † Zeine, secula; A-S, soer / & ser / culter, & saegene / saecg / gladiolus; & sear / culter, gladius.
† Zweideler, Knapzak, mantica, viatoribus in usu; A-S, swaeth / vestigium, semita; & swaethil / fascia. |
den, Zijdene, A-S, sidene / sericus.
Zyde, Zije, Zij, latus, pagina; & olim tr: conjux, foemina; A-S, sid / side / latus; w: t: ons Bezijden, ter zijde, juxta, ex obliquo; en Ter zijde alléén, Aen een zijde, seorsum.
† Zyd, ook † Zeid, postea; A-S, sithe / & siththan / vice; & othre sithe / alio tempore. |
Voorts derzelver Composita en Derivativa. |
Voorts derzelver Composita en Derivativa. |
| |
Besluit-Lijsten; wegens de EY, en Y.
De Overigen, welke te weinig zijn om onder Regelen of Waernemingen te verdeelen, zullen we hier onde, yder in zijne Lijste, besluiten.
Wegens de EY (of EI). |
Wegens de Y. |
A. |
A. |
Akeleye, Aquilegia, Ital: Aquileia. |
Accys, Accijns, Cijns, Cijs, census, accensus; w: v: Vercijnzen I. CL: censum solvere. |
B. |
B. |
Balleis, carbunculus candidus.
Beyaerd, Beyerd, Baeyerd, chaos.
Beyaerd, badius color.
Beyaerd, frequentamentum tintinnabulorum; w: v: Beijaerden I. CL: modulari tintinnabulis.
Bleye, alburnus, pisciculus, Angl: bleye.
Bleine, pustula; Angl: blayne.
Breissem, spuma lethalis.
Breine, Brennia, oppid: Hannon: dog Brein, cerebrum; zie bij de VIII. Reg. |
† Blye, trutina, statera, ballista.
Bryne, Zout-brijne, Pekel, muria.
† Bryke, Brikke, later. |
| |
| |
C. |
C. |
Condeit, Condetum, opp: Hannon:
Cureit, Curatus. |
Cys, Cynze, zie Accijs.
Cysken, Cijsje, Sijsken, acanthis. |
D. |
D. |
Deinze, Deinza, donsa; opp: Fland.
Dein, euclio, homo avarus, sordidus; w: v: Dein-agtig, avarus, sordidus.
Dein Fland: Korenbijter, dardanarius.
Deininge, fluctus decumanus; & tumulus arenarius. |
Dozyn, numerus duodenarius, Gall: douzaine.
† Dyssel, Dissel, Temo. |
E. |
E. |
Ey! ecce! proh! en Ei-lieve, sodes.
Eye, Sicambr:, socer; & Eidom, gener.
Eiffel, Rigodulus, vallis prope Confluent: in Germ.
Eigstad, Aureatum, opp: Germ.
Eil-bot, Heil-bot (éé) passer piscis. |
|
F. |
F. |
† Freissel, spuma lethalis. |
|
G. |
G. |
† Gezweye, ook † Gezwije, glos, & nurus.
St: Gislein, Gelein, fanum Gisleni, opp: Hannon.
Gleye, Gluye, stramen arundinaceum.
Gleye, terra figulina scintillans; zie Gleisen bij de II. Reg. |
† Gesmys, Sax: insecta, orum.
† Gyge, chelis.
† Grymsel, fuligo. |
H. |
H. |
Heidelberg, Heidelberga, opp: Germ.
Heigde Fland:, bij ons Egge, rastrum.
Heil-bot, éélbot, zie Eil-bot.
Heil, bravium.
† Heil-ower, ciconia.
Heinse, Einse, Heise, ansa; w: t: Heins-korf, corbis ansata. |
Hytken, Flandr:, mensurae aridae genus. |
I. |
I. |
Jorneye, sagum, tunica militaris, vulgò Giornea. |
Yp, Iep, Ypen-bóóm, ulmus. |
K. |
K. |
Karseye (ae) panni genus.
Kerweye, zie Weye.
Kléérschapprey (ae) vestiarium. |
Kamersye, Cameracesium, opp.
Kassye, via strata; w: v: Kassyen I. CL: sternere lapidibus. |
| |
| |
Kreits, Kreit † , en Krijt † , circus, agon. |
Klye, ook Kley, furfur, acus, palea. |
L. |
L. |
Lampreye, Lampreta, Gall: Lamproie.
Lauweit, praeludium, ludus matutinus; w: v: Lauweiten I. CL: gesticulari, Gall: jouer l'aubade.
Leide, Leye, Schalie, lamina, & aquae ductus, aquagium; behoorende tot Leiden I. CL: ducere; bij de II. Reg.
Leiden, Lugdunum Batavorum.
Leye, Legia, flu: Flandr. |
Lynen, Ries, viburnum, genus fruticis, lentum imprimis & flexibile; w: t: Lijns, Lijnze, Lins, lentis, lenis, mitis.
Lyst, lymbus, margo tabulae, norma, series, catalogus, elenchus; w: v: Lijsten, Belijsten, lymbo circumducere; zie bij de II. Reg.
Lyster, turdus. |
M. |
M. |
Mazeik, Masacium.
Mey, Meye, ramus frondosus, frons festa: w: v: Meijen I. CL: desectis ramis ornare; en diergelijk ons Spele-meijen, zig vermeijen I. CL: apricari, aperto coelo spatiari, vernisquè oblectationibus uti; hoewel dit ook op Mei, Majus, kan zien. Wijders hier toe ons Berken-mei, ramus betulaceus, sive faginus; w: v: Berken-meijer, poculum faginum; en Hammeije, obex, vectis, clathrus; v: † Hame, Ham, poples, of Ham † , septum, en Meije, ramus defectus; en tr: Hammeije, viculus; als onder eene koppeling van geboomte betrokken, of met eene Hamme afgesloten: dus ook Olm-meije, Olmeije, Almeije, clathrus, v: Olm, ulmus: als mede Kammeije, Kameije, Balken-vlot, ratis scedia; als Kamsgewijze door groote takken bij een verknogt.
Mein, Menus, Fl: Germ.
† Mein, stuifmeel, pollen.
Meinard, Meindert, Meinardus.
† Meinkel, multus.
Meissen, Misnia. |
|
N. |
N. |
Nerein, en Norein, Noreus. |
|
O. |
O. |
Omeisse, Sicamb:, formica. |
|
| |
| |
P. |
P. |
Paleye, Poleye, Pleye, trochlea, climax, trochlea cructabilis.
Perweis, Pervesiae regio, & pagus Brab: Gall:
Pleite, navis oblonga & plana.
Poleye, pulegium.
Porreye, Preye, porrum, Gall: poureau. |
Pysel, Fris: Culina.
Pladdys, passer, piscis.
Prye, cadaver. |
Q. |
Q. |
|
Quintyne, Drachma. |
R. |
R. |
Reims, Durocattarum, urbs in Gall: Belg.
Reinier, Regnerus.
Reinken, vulpes.
Reis, aequus, planus solum. |
Ryster, Ploegschuerder, rulla; ook Reister. |
S. |
S. |
Schalmeye, tibia simplex, Gall: chalumeau.
Scharlei, horminum sativum, salvia romana, vulgò Scarlea; Germ: Scharlach.
Seine, Sequana, Fl: Gall.
Sizeine, quarta pars unciae.
Spei-vogel, sannio.
Steiger-wald, Abnoba, mons Germ.
Steir, Gessodurum, opp: Austriae. |
Schaverdynen, Schuiverdynen, schaetsen, calopodia ferrata.
Sysken, Cysken, acanthis.
Spye, Spie, clavus; zie Spyen bij de II. Reg.
Spyker, armamentarium Agricolae.
† Spylen, stipites intergerini in alveariis.
Spynde † , Spinde, promptuarium.
† Strype, Strepe, stria. |
T. |
T. |
Teile, testa, w: t: Vier-teile, ignitabulum.
Tieretein, Dieretein, pannus linolaneus.
Teis, Tibiscus, Fl: in Dacia. |
Tyke, Tyk, Bedde-tijk, culcitra.
Tryp, heteromallum.
† Tryp, intestinum; w: t: Trijp-zak, Trip-zak, Trijp-buik, venter, abdomen insaturabile.
† Twynt, nihilum. |
V. |
V. |
Veil, Haedera; zie Veilen bij de II. Reg.
Vein-noot, Vei-noot socius; Fris: Veint, Feint, rusticus, juvenis.
Vleissem, spuma lethalis.
Vogelhein, onocrotalus; avis cygno similis. |
† Vyle, sagitta acuminata; dog Vijl, lima; zie bij de II. en VIII. Reg.
Vyt, Fyt, hulcus digitalis.
Vyve, Fyve, Vyver, verminatio, morbus animalibus periculosissimus.
† Visch-wyer, vivarium, piscina.
† Vlyme, Vlieme † , nu Fluime, phlegma. |
| |
| |
W. |
W. |
Waerdein, custos, praefectus, Gall: Gardien.
Weide, Geweide, Weye, exta, animalium viscera; w: t: Weiden, Weyen, exenterare; zie bij de II. Reg: alwaer ook Karweye, Korweye, Hergeweide.
† Weidelyk, magnus; w: t: Weidsch, Zwierig, amictus fastosis vestimentis.
Weipe, cornus.
Weitel, scarabeus.
Weiten, graculus.
Weid-kruid, Weit-kruid, Weite, Weide, Wééd, Weete, isatis. |
Woestyne, ook † Woesteine, desertum.
Wyde, Wye, salix.
Wye, Wywe, Wouwe, Kieken-wye, milvus; dog † Wye, sacer; zie bij Wijden I. CL:, bij de II. Reg.
Wyle, Wiele, velum; dog Wijle, momentum, zie bij Wylen bij de II. Reg.
Wyme, pumila salix; & salix viminalis; & locus vimmalis, & transenna viminea.
Wym-braeuwe, Wijn-braeuwe, Wenkbraeuwe, palpebra.
Wyp, Wijpe, Wip, fax.
Wyting, Witting, asellus mollis. |
|
|
En de verdere Composita en Derivativa. |
En de verdere Composita en Derivativa. |
|
|