Stichtelijk huisboek
(1866)–J.J.L. ten Kate– Auteursrechtvrij
[pagina 278]
| |
Als het goud van uw hart nog veel lieflijker blinkt,
Dan die aalmoes, wier goud in uw hand is,
Als gij troost met een stem, waar die deernis uit klinkt,
Die aan Jezus' ontferming verwant is:
Als ge, oodmoedige dienstmaagd, uw Heiland begroet,
Waar de kranke en bedroefde u bejegent,
En, barmhartigheid wachtend, barmhartigheid doet,
En, zelf biddend, den biddende zegent! -
Geen juweel is zoo eêl als de traan dien gij weent,
Waar gij andren de tranen komt droogen,
Onbewust hoe die drup tot een paerel versteent,
Die den glans uwer kroon zal verhoogen.
Nu gij geeft uit Geloove, is elk kleed dat gij geeft,
Om de naaktheid uws Heeren gehangen;
En geen draad, die niet meê aan het lichtgewaad weeft,
Dat Gods kindren hier Boven ontfangen!
Toch is 't uitzicht des loons niet de kracht die u dringt:
Gij doet wel, wijl uw Heer het gedaan heeft,
Even vrij als de leeuwrik zijn lofzangen zingt,
En de lichtende star langs heur baan zweeft.
O, werk voort in den kring, dien uw Liefde zich schiep,
Steeds geloovend en minnend en hopend, -
Tot de Heer, die u hier tot Zijn navolging riep,
Ginds den kring der voleinding u opent!
|
|