Stichtelijk huisboek
(1866)–J.J.L. ten Kate– Auteursrechtvrij
[pagina 254]
| |
En weinig voor de armen, wier najaarsgeblaârt'
De vruchten en vogels ontvloden.
Maar meerder voor hen, die op wieken der vreugd
Als vlinders hun morgen beginnen;
En veel voor de duizend begeerten der Jeugd,
En alles voor hen die beminnen!
Neen, niet in haar-zelv', maar bij U en bij mij,
In 't Hart, heeft de waereld haar waarde.
Wij trekken haar over, en door, en voorbij,
Uw beeld, o gij zon onzer aarde!
Zoo rein als ons licht in d' ons wachtenden hof,
Zoo warm onze vuurgloed mocht heeten,
Zoo veel als wij bloemen ontlokten aan 't stof,
Zóó rijk was de dag dien we sleten.
De maan zou niet veel van de kleurige pracht
Der bonte valleien verhalen,
Omdat zij onze aarde niet ziet dan bij nacht,
En dan nog - met ijskoude stralen.
|
|