Stichtelijk huisboek(1866)–J.J.L. ten Kate– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Gods orde. Gij, die, in 't Eeuwig Licht gezeten, Het blauw gewelf des hemels spant, De baan der starren hebt gemeten, De starren leidt aan vasten band! Op Uw onschendbre wetten passen De Dagmonarch, de Nachtvorstin; Gij spreekt - hij rijst aan de oostertin, Of zwenkt naar 't west op gloeiende assen; Zij doet haar zilvren lichtschijf wassen, [pagina 218] [p. 218] Of krimpt heur blanke hoornen in. Dezelfde star, wier tinteloogen Ons d' Avond boodschapte aan 't azuur, Wordt op één wenk van 't Alvermogen Heraut van 't nuchter Morgenuur. Uw wil verkort de vlucht der Dagen Bij winterkoude en hageljacht; Gij kortwiekt de uren van den Nacht, Zoo lang de velden bloemen dragen In liefelijke zomerpracht. Gij wenkt - de zefier kust de blaâren, En zij ontzwachtlen bij zijn kus: Gij wenkt op nieuw - en Sirius Herschept in goud de groenende airen. Niets, niets van alles wat Gij schept, O God! zocht ooit den band te ontwringen Der onverbreeklijke ordeningen, Die Gij 't Heelal gegeven hebt! Maar nu dan ook, gij Heer der heeren! Zoudt Gij der menschen wandelbaan Niet even heilig gadeslaan, Hun lot en leven niet regeeren? Draait dan dat lot naar eigen wil Rondom zijn wentelende spil? - De Misdaad plant heur roode vanen En sticht een Rijk van smaad en smart; De Boosheid waadt in bloed en tranen En treedt de Onnozelheid op 't hart; De Vorsten, die Uwe eer bedoelen, Zijn ballingen en bedelaars; En roovers, schennig en barbaarsch, Beklimmen hunne onteerde stoelen! [pagina 219] [p. 219] Zie, hoe Uw snoode lastraars woelen! Het Onrecht nestelt overal, Verkracht beloften en verdragen, Schept in 't bedrog een helsch behagen, En sleept de volkeren ten val! Almachte! geef ons dan een teeken, Dat Gij op aarde nederziet! Dat Gij, die 't starrenheir gebiedt, De harten leidt als waterbeeken! Betem de wilde waereldzee! Herstel alom de zuil der Orde, En geef dat zóó de bange beê Een jubelende lofzang worde! (Naar boëtius.) Vorige Volgende