Stichtelijk huisboek
(1866)–J.J.L. ten Kate– Auteursrechtvrij
[pagina 215]
| |
Tot ze eindlijk U vindt.
Dan wijdt zij zich-zelve
Met zalig genot
Op 't altaar der Liefde
Haar Heer en haar God!
choor.
Uit alle heemlen groet U, Heer!
Een eeuwig lofgezang.
Tot U ook rijst, uit lager sfeer,
Laatste echo van dien jubelklank,
Ons: ‘Amen! lof en dank!’
Neen, 't Hallel, dat dit stof doorklinkt,
Behoeft Uw grootheid niet:
Toch, waar het hart ons drijft en dringt,
En 't lied gelijk een stroom ontspringt,
Daar neigt ge U tot ons lied!
U ruischt de beek, U geurt de bloem,
De Schepping heeft geen rust,
Maar meld alom des Scheppers roem,
En vindt bewust of onbewust,
In U zijn hoogste lust!
tweede stem.
Gij, steeds geprezen, nooit volprezen!
Hoe straalt Uw glorie ons in 't oog!
De bergen, op Uw wenk verrezen,
Gaan als heur zuilen naar omhoog,
De hemel is haar koepelboog.
Voor U is Toekomst noch Vóórdezen;
't Woont al in U, die nergens woont,
Maar overal Uw werking toont;
| |
[pagina 216]
| |
Die, buiten alle wisselingen
En boven alle ruimte en tijd,
Alziende-onzichtbaar, alle dingen
Omvattend, onbevatlijk zijt!
De waereldstelsels, die daar zweven,
Zijn stofjens, door Uw wil gedreven,
Dien niets of niemand keeren zal,
En uit de volheid van Uw leven,
Vervult, bezielt Gij 't gantsch Heel-Al!
choor.
In al de hooge heemlen,
In elke diepte, is God nabij:
Waar juichende Englen weemlen,
Waar menschen bidden, daar is Hij!
Hij heeft de vlam ontstoken
Der zonnefakklen heinde en ver,
Op Zijn gebod ontloken
Uw paradijzen, ster bij ster!
Des Heeren lof vermelde
Wie dezen God zijn God gelooft!
Hij, die de starren telde,
Telde ook de hairen van ons hoofd!
eerste stem.
Op Zijn wenk worden Englen geboren, en knielen
Met een eerste hozanna ter neêr voor Zijn troon!
tweede stem.
Op Zijn wenk komen duizend onsterflijke zielen
Met een jongste gebed in Zijne armen gevloôn!
| |
[pagina 217]
| |
eerste stem.
En ook mij, schonkt Ge, o God! tot Uwe eere het leven;
Gij formeerdet, Oneindige! ook mij naar Uw beeld.
tweede stem.
Daarom hebt Gij me een deel Uwes geestes gegeven,
Waar een zweem van Uw goddelijk wezen in speelt!
choor.
O God! die hemelen en aard
Zoo heerlijk schiept, zoo trouw bewaart!
Die hier ons in den Voorhof plaatste,
Daar ginds het Heiligste ons verbeidt!
U, Beste en Eenigste! Eerste en Laatste!
U zij de lof in eeuwigheid!
(Voor een klein gedeelte aan het Wallishaussensche Andachtsbuch ontleend.) |
|