| |
IV. Hemelvaart.
Kinderliederen op Hemelvaartsdag.
1. Voorzang.
Wijze: Gezang 155.
Lieve Jezus, Heer en Koning!
Zie ons voor uw zetel staan!
Op den feestdag uwer krooning
Heffen we U den lofzang aan,
Zenden wij de bede omhoog,
Dat het Godsrijk komen moog'!
't Koom', o Heer! zoover de wolken
Henenwandlen op den wind!
't Koom' bij ons, bij alle volken,
Ook bij 't arme Heidenkind!
Jezus! uw ontfermend hart
Onderscheidt geen blank of zwart.
| |
| |
Allen, àllen moeten 't hooren,
Dat daar ginds een Vader leeft,
Die ons tot Zijn dienst verkoren,
Tot Zijn heil geschapen heeft!
Naar den Hemel wijst uw Kruis,
Als naar aller Vaderhuis!
| |
2. Nazang.
Wijze: Gezang 79.
Ja, Heer! Gij hebt het zelf verklaard:
‘Mij is in hemel en op aard
Gaat heen en predikt overal
Den God die is en wezen zal,
De Bron van Licht en Leven!’
Sints wordt uw Evangeliewoord,
O Heer! tot 's waerelds eind gehoord!
Al zijt Ge, als Gods geliefde Zoon,
Gezeten op den hemeltroon,
Gij hebt ons niet vergeten!
Gij buigt U zeegnend tot ons neêr;
En, schoon ons aller hoofd en Heer,
Gij wilt ons broeders heeten;
Ja, in uw eigen heerlijkheid,
Hebt Ge ons, ook òns, een plaats bereid!
O Gij, Wien de Englen hulde biên,
Wil ook op kindren nederzien,
Gij, nu verhoogd ver boven de Aard,
Trek aller harten hemelwaart,
| |
| |
Waar immer menschen wonen!
Dat alles, door uw heerschappij,
Één Herder en één Kudde zij!
| |
Hemelvaartshymne.
Gij stijgt van de Aard naar Boven,
Gekroond met eer en majesteit,
O Heer! uw macht en heerlijkheid.
Gingt Ge als een lam ter slachting,
Nu rijst Ge als de aadlaar naar omhoog:
Hier zaagt Ge U doornen strenglen,
En droegt Gij smart en spot:
Ginds huldigen U de Englen
Op d' eigen troon van God!
Ziet Ge ons, als Gij, door 't zaadveld gaan;
Gestild wordt ons verlangen:
Straks breekt het feest des oogstes aan!
Als we in uw vrede sterven,
Verlost Ge ons van de laatste pijn:
Ginds zullen volle gerven
Het loon des arbeids zijn!
Schijnt hier Gods weg verborgen,
Reeds daagt de Groote Morgen,
Die ons Gods raad onthult.
| |
| |
In heilgen weemoed uit naar 't graf,
En minder brandend stroomen
De tranen op hun lijkzerk af.
Gij toogt ten Hemel henen,
En de Uwen komen waar Gij zijt!
Het scheiden wordt hereenen,
De zege volgt den strijd.
Doe Uwen geest ons erven!
Sterk ons, waar 't kruis bezwaart!
En maak ons 't uur van sterven
|
|