Stichtelijk huisboek(1866)–J.J.L. ten Kate– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Vloek en zegen. (Jerem. XVII:5-10.) Vervloekt, die op een mensch vertrouwt En 's Heeren hand verlaat! Die, met versmading van Gods raad, Op aardsche wijsheid bouwt! Hij zal gelijk een bremstruik zijn, Die midden in de zandwoestijn, Geblakerd door den zonnegloed, Onvruchtbaar sterven moet. Gezegend, die op God-alleen Blijft hopen dag en nacht! Die al zijn heil alleen verwacht Van 's Heeren mogendheên! Hij is gelijk een groene boom, Geworteld bij een waterstroom, Die, immer even groen en frisch, Met vrucht beladen is. [pagina 57] [p. 57] Ja, onstandvastig bovenal, Arglistig is het hart! 't Is wisselziek in vreugde en smart: Wie die het kennen zal? ‘Ik!’ spreekt de Heer, ‘die t' aller stond' De nieren proef, het hart doorgrond, Om ieder eens, aan 't eind der baan, Te loonen naar zijn daân!’ Vorige Volgende