Stichtelijk huisboek(1866)–J.J.L. ten Kate– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De uitverkoren Knecht des Heeren. (Jes. XLII:1-9.) Aanschouwt den dienstknecht, dien Ik schragen, Den herder, dien Ik sterken zal! Ik schep in hem een welbehagen; Mijn geest bestuurt hem overal: Hij zal de zielen zachtkens leiden Ter groene weiden. Hij zal niet schelden noch zich wreken: Hij voert door liefde-alleen gebied. 't Gekrookte riet zal hij niet breken, Het rookend lemmet bluscht hij niet; Met wijsheid zal hij 't recht des Heeren Den volken leeren. Niets zal hem wanklen doen of zwichten, Tot hij Mijn rijk gegrondvest heeft; Hij zal de donkere aard verlichten Tot waar de verste nevel zweeft: En op zijn blijde boodschap wachten De nageslachten. Zóó spreekt Hij, die de waereld bouwde, Wiens mogendheid geen perken kent, [pagina 49] [p. 49] Die de aard gelijk een kleed ontvouwde, Den hemel uitspande als een tent, Die ziel en adem heeft gegeven Aan al die leven: ‘Ik heb mijn roepstem u doen hooren, U zeegnend bij de hand gevat: 'k Heb tot Mijn knecht u uitverkoren, 'k Zal u behoeden op uw pad; 'k Stel u den Heidnen allerwegen Tot licht en zegen! ‘Uw hand ontsluit der blinden oogen: Wie kermt in boeien, maakt ge vrij; Wie in den kerker ligt gebogen, Verlost gij uit zijn slavernij; Al wie verbroken is van harte, Zalft ge in zijn smarte! ‘Ik ben uw God, mijn naam is heere: 't Buige al aanbiddend voor Mijn troon! 'k Deel met geen andren ooit Mijne eere, Noch gun Mijn roem den valschen goôn. Ik zal u met Mijn heil verblijden: 'k Vernieuw de Tijden!’ Vorige Volgende