Holland's muze(1843)–J.J.L. ten Kate– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 3] [p. 3] II. Hoort rustloos, dag aan dag, de zwangre persen kraken! De hoefbron ritselt overal. Maar - is dat de ambrozijn, die vuurgloed op de kaken, Weelde in de zielen toovren zal? Zijn dàt de zangen, die, in onze lucht geboren, Vol melody en hemelvlam, Tot òns zich richten en òns harte toe behooren, Gelijk de bloesem aan heur stam? Waar 't volkskarakter in weêrspiegelt? die 't behoeden Als met een vaas van kristalijn? De Natie streelen en veredelen en voeden, Wijl zy der Natie waarheid zijn?.... Ach, wat er opgaat uit die wit satijnen bladen, Met glans en klatergoud getooid, Zijn leêge galmen, die hun nietigheid verraden, Eer zelfs hun muggenvlerk ontplooit! 't Zijn noten, Gal en Brit angstvallig af geluisterd, Slaafsch, doelloos, willoos na gebaauwd, [pagina 4] [p. 4] Waaruit, zich-zelf ten spijt, des zangers armoê fluistert, Waarop het zweet der onmacht daauwt! 't Zijn kreeten over niets, 't zijn mijmringen en klachten, Waar hartstocht blaakt noch teêrheid schreit; Wanschepsels zonder geest, die naar hun einde smachten, Dat de onlust hoorens moê verbeidt! - Helaas, wàt zagen wy?... in koude rijmen liegen: Een scott, een byron nagebootst! Een matten schemerschijn van ijdle glintwormvliegen, En ach! één lichtstraal uit het Oost!... Diè zonk in wolken weg! - Neen, God zij lof! weêr blinkt hy! Hy gloeit, hy bliksemt waar hy gaat: Een stroom van hemelsch vuur, een Noorderlicht, omringt hy De nachtkim met een dageraad! Da costa! laatste zoon van 't Koninklijk Geslachte, Dat Holland Dichter heeft gekroond! Zie, u omzweeft zy nog, de onsterflijke Gedachte, Die eens aan d' Aemstel heeft gewoond! Op u slaan we allen 't oog, van heilverwachting zwanger, Uit wanklank, zwakte en schemering! God gaf de Liefde u, Mensch!.. God u 't Genie, o Zanger!.. God u 't Geloof, o Christen!... Zing! - Vorige Volgende