Holland's muze(1843)–J.J.L. ten Kate– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 1] [p. 1] Een stem uit de woestijne. I. O Hollands Muze! schoon, blaauwoogig Kind van 't Noorden, Met lokken, blond als 't goudgeel strand, Met lippen, louter zang, met Englenharpakkoorden, - Beschermgeest eens van 't Vaderland! Wààr zijt Ge?... O zoete droom: nog ziet mijn ziel u zweven, Zoo als Ge, voor twee honderd jaar, De vingers op de harp, den blik tot God geheven, Ons dektet met uw vleuglenpaar! Daar wandelt Ge op de zee... hoort d'ijzren vuurmond klateren! Ziet hoe de Luipaard neder stort! De Zeeleeuw brult triumf, Monarch der wijde wateren, Waar iedre golf Uw hymne wordt! - Daar licht Gy 't slagveld langs, en balsemt met uw kussen De heidenlijken waar Ge waakt: Dan kroont Gy ze; en Euroop strooit lauwerblaâren tusschen De wonden die Ge onsterflijk maakt! - [pagina 2] [p. 2] Daar glimlacht Ge aan den haard, waar Ge alles glans komt geven, En altijd bede en lofzang vindt, En, kern van hoofd en hart, en ziel van 't huislijk leven, Om wieg en sterfbed rozen windt!... Waar zijt Ge?... Op aard gestort!... De kleedren die u gordden, Zijn vuil van schuim en stof en slijk! Gy vielt, ontvleugeld, blind, en sterveling geworden, Uw vroegre schaâuw-zelfs niet gelijk! Geen daden roepen u tot zangen meer: 't Verleden Kleurt u van schaamte gloeiend rood; Dor, glansloos, werkloos, leêg, slaapdronken is het Heden: Gy overleeft uw eigen dood! Gy wierdt een bedelkind, met kakelbonte lompen En kopren franjes opgefraaid, Dat, hunkrende om een duit en bibbrende in de klompen, Het jankend kermisorgel draait! - Vorige Volgende