Het monster van de oorlog
(2004)–Rob Kammelar, J.M.J. Sicking, Menno Wielinga– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 297]
| |
VredeNu keer ik weer, tot u, tot u,
Waar ik mij dag na dag aan huw,
Mijn schone grote Wereld.
Want weet ge, ik moest uw licht eerst zien,
Niet in uw kleur-doorwerkt stramien,
Maar waar 't onscheidbaar perelt.
Nu weet ik hoe het straalt en leeft,
Ook als gij vormenrijk het weeft
In uw gekleurde tonen.
Uw draden gaan door ieder hart,
En liefde is 't die ze schijnbaar wart,
En liefde zal 't u lonen.
Wij hebben in ons donkre Zelf
Een licht dat door 't heelal-gewelf
Uitbreekt in duizend tinten.
En één geloof houdt wonderbaar
Millioenen harten bij elkaar
In honderden gezindten.
Kom dan, ik gaderGa naar eind* in mijn geest
U allen tot het hoge feest
Van de ingeschapen zede.
Er is één liefde, één vreugde, één wet
'T gemoed van mensen ingezet:
Boven de strijd de Vrede.
Albert Verwey (1865-1937)
In dit gedicht uit de derde afdeling van zijn bundel Het zwaardjaar (1916) spreekt Albert Verwey (zie rubriek 3) over de vrede vanuit zijn eenheidsfilosofie. De vergelijking met het licht, dat uiteenbreekt in de afzonderlijke kleuren, dient om te verduidelijken wat hij bedoelt met de allesomvattende ‘Idee’, die in alles en iedereen werkzaam is en | |
[pagina 298]
| |
aldus zichzelf verwezenlijkt. Naar zijn overtuiging is het de bijzondere taak van de dichter om uitdrukking te geven aan dat hogere en diepere inzicht. |
|