Het monster van de oorlog
(2004)–Rob Kammelar, J.M.J. Sicking, Menno Wielinga– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 275]
| |
Reims 1917Wat hangt gij, Drager Aller Schuld,
Verstard, versteend in uw geduld,
Gekruist, doorschoten!
De heiden joeg met pin en speer
Naar uw mismaking niet zoo zeer,
Als uw zelotenGa naar eind*.
Wat smart gij in uw puinen, heer,
Van uw geschonden kerk en leer:
‘Koning der Joden!’
De heidensche verdorvenheid
Heeft slechts den edikGa naar eind* u bereid
En aangeboden.
Begast, geblakerd en verteerd,
Gehoond, verpuind, gebombardeerd
In uwe woning...
De heiden dreef een milder spot
Met den Verlosser, Zoon van God,
En Opperkoning.
Willem van Iependaal (1891-1970)
In september 1914 bombardeerden de Duitsers de beroemde kathedraal van Reims, omdat de Franse artillerie in een van de torens een uitkijkpost zou hebben ingericht. Die daad werd in de geallieerde propaganda gebrandmerkt als een nieuw voorbeeld van ‘barbarie allemande’. In 1917 en 1918 werd de kathedraal opnieuw zwaar beschadigd. Van de rest van de stad, die gedurende de hele oorlog in de frontlinie lag, bleef ook weinig heel; 8000 van de 14000 woningen werden verwoest. Van Iependaals gedicht is opgenomen in zijn bundel Over de leuning en langs de kaai (1934). Voor gegevens over deze dichter: zie rubriek 1. Ook anderen, onder wie Edw. B. Koster en Maurits Uyldert, hebben over het lot van de kathedraal van Reims gedicht. |