Het monster van de oorlog
(2004)–Rob Kammelar, J.M.J. Sicking, Menno Wielinga– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 268]
| |
Het vergaan van het stoomschip TubantiaWaar op zee de orkanen loeien,
Wolkgevaar ons tegenlacht,
Angst en schrik de zielskracht boeien,
Daar waakt een moedig zeemanshart.
Thans is hij daar, -
Hij wijst gebieden
Op die brandende golven... zieden...
Mannen, broeders, we zijn in gevaar
Want ik ben loods...
God roept ons daar...
Ginds daar op die Noorder rasseGa naar eind*,
Verkeert een schip in groot gevaar
Het zal verbrijzelen, hoort het krassen,
Ja de bemanning... wacht de dood.
Thans is hij daar, -
Hij wijst gebieden
Op die brandende golven... zieden...
Broeders redt u, maakt het vaartuig klaar,
Want ik ben loods...
God roept ons daar...
Anoniem
Op 6 maart 1916 werd de Nederlandse mailboot Tubantia ten westen van Walcheren door een torpedo van een Duitse U-boot getroffen. Als door een wonder konden alle passagiers (minder talrijk dan gewoonlijk) en alle bemanningsleden toch worden gered. In kranten en tijdschriften werd woedend gereageerd op dit voorval, temeer daar Duitsland bleef ontkennen verantwoordelijk te zijn. Pas in 1922, na een uitspraak van het Permanente Hof van Arbitrage, was men bereid alsnog een bescheiden schadevergoeding te betalen. Tot op de dag van vandaag doet het gerucht de ronde dat er zich goud en juwelen van Wilhelm II aan boord hebben bevonden. Ook dit straatlied is opgenomen in de verzameling van Wouters en Moormann, deel i. Gegevens over de vele incidenten met duikboten zijn met name bij Ritter en Moeyes te vinden. |
|