Het monster van de oorlog
(2004)–Rob Kammelar, J.M.J. Sicking, Menno Wielinga– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 264]
| |
Het ijzeren kruisGa naar eind*Bij de verwoesting van de ‘Lusitania’ Gelijk een moordenaar, achter een boom verborgen,
Met weldoordacht geduld zijn weerloos offer wacht,
Zoo hebt gij 't grootste schip den doodsteek toegebracht,
Uw ‘plicht’ gedaan, laat God nu verder zorgen.
Getroffen, ziet het kantelt, 't is verloren,
Uw heldendaad volvoerd, ga nu maar heen.
De menschen? kind'ren, vrouwen, hun geween,
Hun doodsgereutel... laat het u niet storen.
Uw stoot trof doel, bij honderden verdronken,
Wat deert het u, gaat u gerust naar huis,
Daar wacht u eerbetoon, daar wacht het ijz'ren kruis,
Door uwen keizerlijken meester u geschonken.
Men zegt dat eens een Christus voor ons allen
Een kruis droeg, langs een moeilijk pad omhoog,
En telkens neerzeeg, wijl zoo zwaar de last hem woog,
Zóó zwaar zal, hoop ik, eens dat kruis u vallen.
Neen, zwaarder nog, loodzwaar, en al de dagen
Dat ge nog leeft, altijd ga met u mee
Dat angstig roepen van die droeven in de zee,
En steeds zult gij uw kruis als Kaïnsteeken dragen.
Zoo zwaar zal 't zijn, dat eenmaal ge zult verlangen
Naar 't einde van de folterende baan.
- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Hij, die dat stuk metaal heeft op uw borst gehangen,
Heeft niet het kruis aan u, maar u aan 't kruis gehangen.
J.B.
| |
[pagina 265]
| |
Er ging een golf van verontwaardiging door de geallieerde wereld toen op 7 mei 1915, in het zicht van de Ierse kust, het Britse passagiersschip de Lusitania zonder waarschuwing vooraf door de Duitse onderzeeboot U-20 werd getorpedeerd. Het schip zonk binnen twintig minuten en er verdronken 1195 van de 1959 opvarenden. Doordat er zich onder hen 128 Amerikanen en 94 kinderen bevonden, ontstond er in de Verenigde Staten toen al in verschillende kringen een oorlogszuchtige stemming, die uiteindelijk in 1917 zou leiden tot deelname aan de oorlog. Dit gedicht van de links-anarchistisch georiënteerde auteur J.B. (zie ook rubriek 2 en 6) staat in zijn bundel Van 't Harde Leven (circa 1920). |
|